Honderden, zijn het, zeker honderden. Ze zijn gemaakt van licht, blank hout. Dunne planken en niet meer dan een meter hoog. Zorgvuldig zijn ze in het gras geprikt. Over het hele veld in het park heeft iemand kruizen neergezet, rij na rij na rij. In de zomer zitten hier de stadse mensen op een handdoek met een picknickmand in hun midden, lopen sportievelingen hard over het omringende schelpenpad en trappen jongens een balletje. Nu is er geen plek voor een potje voetbal. Nu staan er kruizen.
Het is een mooie, rustige dag. Nauwelijks wind, geen wolkje. Mensen lopen voorbij, omdat het lunchtijd is en het kantoor benauwd, omdat ze vrij zijn en verveling of plezier hen naar buiten drijft. Sommigen kijken verward, weten niet wat ze met die kruizen aan moeten en werpen elkaar vragende blikken toe. Anderen winden zich erover op. Hun onbegrip slaat om in woede. Een man loopt met langzame tred over de smalle paden die zijn ontstaan tussen de ontelbare houten kruizen. Hij bekijkt ze, één voor één. Ze blijken identiek, even groot en van hetzelfde hout. Verbaasd loopt hij verder. Een klein kereltje, niet veel groter dan de houtwerken, is niet verbaasd, eerder verrast. Hij kraait van plezier en met zijn handjes in de lucht rent hij over het grasveld. Zigzaggend om niets omver te lopen. Een vrouw op haar knieën kijkt even op. Glimlacht om zoveel blijheid. Ze zit geknield voor een van de kleine kruisjes. Turend kijkt ze over het veld naar al die kruizen die daar staan en lijken te wachten.
Vroeg in de ochtend is er iemand geweest die al die lege kruizen heeft neergezet. Om iets kenbaar te maken. Om woorden te ontnemen, om even stil te laten zijn. Hij of zij wilde misschien wel iets zeggen. Een boodschap zonder woorden. Over het kruis, dat voor iedereen is, dat er geen verschil is en dat je vrij bent om er naar toe te gaan. Een boodschap voor iedereen, niemand uitgezonderd. Het staat er om aangenomen te worden.
Maar misschien niet. Misschien is het wel alleen een kunstwerk.