Duisternis en licht
In het vorige artikel zagen we onder het kopje 'Dag in de Bijbel' dat er in Genesis 1:3-31 telkens sprake is van een soort slotformulering als afronding van elke formeringsdag. Het eindigt steeds met: "Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de ... dag". Het einde van het betreffende stukje in het vorige artikel vermeldt: Letterlijk staat er: 'En de avond was en de morgen was, dag één'. Volgens de Bijbelse rekening begint een dag namelijk met het vallen van de avond (zonsondergang) en duurt deze voort tot de volgende zonsondergang.
In Genesis 1:3 zien we dat het eerste dat God doet, het maken van licht is. Later in de Bijbel blijkt dat hetgeen wat toen gebeurde een beeld is van geestelijke waarheden. Zo lezen we in Johannes 1:1 dat "in den beginne" het Woord er was en in vers 3 dat door middel van het Woord alle dingen zijn geworden. Johannes 1:4 en 5 zegt dan: "In het (Woord) was leven en het leven was het licht der mensen; en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen". Het gaat dan meer om de geestelijke duisternis.
Ook Paulus past het later op soortgelijke wijze toe als hij schrijft: "Want God, Die gezegd heeft, dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is Degene, Die in onze harten geschenen heeft, om te geven verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus" (2 Kor. 4:6; Statenvertaling). Het is overigens het opmerken waard, dat de apostel er hier simpelweg van uitgaat dat Genesis 1:3 wáár is en dat God dus door te spreken licht in de duisternis bracht. Wat dat betreft, twijfelde hij niet aan Genesis 1!
De grote lijn van Gods plan der eeuwen (Grieks: aionen) is dat het er in de laatste (waarschijnlijk: de vijfde) aioon of eeuw op terechtkomt dat de duisternis uitgebannen is en het simpelweg licht is. In de omschrijving van die eeuw lezen we in de beschrijving van het nieuwe Jeruzalem dat deze stad "de zon en de maan niet van node" heeft, "dat die haar beschijnen, want de heerlijkheid Gods verlicht haar en haar lamp is het Lam" (Openb. 21:23); en even later staat er: "... daar zal geen nacht zijn" (vs. 25). Zie ook nog Openbaring 22:5 waar staat: "En er zal geen nacht meer zijn en zij hebben geen licht van een lamp of licht der zon van node, want de Here God zal hen verlichten ...".
Gezien de volledige ordelijkheid in Gods plan mogen we er gerust van uitgaan dat zoals het dan zal zijn (in die laatste aioon), een terugkeer is naar hoe het ooit was (in de eerste aioon). We zagen al in Deel 2 van deze artikelenserie (AMEN 83) dat zodra er sprake is van een concrete tastbare wereld, er sprake is van een aioon. Het plan der eeuwen (aionen) bestaat zolang er sprake is van een tastbare wereld. Dat God het in het kader van Zijn plan der eeuwen weer zover laat komen dat het een en al licht is, houdt daarom in, dat het ook ooit zo was. Ooit - toen God in den beginne de hemelen en aarde schiep; het begin van de eerste eeuw - was het enkel licht; immers: Hij is enkel Licht! Net zoals het in de verre toekomst zal zijn, was er toen alleen licht = dag! Dit licht is (door een zekere oorzaak) veranderd in duisternis en dáár pikken we als het ware de draad op in Genesis 1:2, waar we lezen: "... duisternis lag op de vloed ...". In die duisternis sprak God: "Er zij licht; en er was licht" (vs. 3). "En God noemde het licht dag en de duisternis nacht" (vs. 5a). Dag 1 (in de zin van etmaal) omvatte het invallen van de duisternis, de nacht (= duisternis) die daaropvolgde, de morgen en de dag (= het licht): "Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de eerste dag" (vs. 5b).
Woestheid, ledigheid en duisternis
De gedachte van veel creationisten is dat we met een relatief jonge aarde van doen hebben. 'Jong' betekent dan 6.000 tot 15.000 jaar oud; wat inderdaad jong is in vergelijk met wat de (theïstische, dan wel atheïstische) evolutionist meent. Het enige dat met zekerheid vanuit de Bijbel te zeggen is, is dat de ménsheid 6.000 jaar oud is. Het is Bijbels gezien niet bepaald voor-de-handliggend om te stellen dat de aarde en hemelen 6.000 jaar oud zijn. Nogmaals: Creationisten die dit menen, bestrijden de leugen van de evolutieleer met een halve waarheid! (Zoals in Deel 1 uit deze artikelenserie in AMEN 82, al is opgemerkt.)
Bovendien zou dan tijdens de zes dagen ook nog eens de satan gevallen, dan wel gecreëerd moeten zijn!
Maar zouden de morgensterren en de zonen Gods (beide aanduidingen voor engelenmachten) werkelijk gejubeld hebben toen de Here een woeste en ledige aarde creëerde (vgl. Job 38:7)? Nee, natuurlijk niet. God schiep geen woestheid en ledigheid en duisternis. [Sommigen menen dat God ook de in Genesis 1:2 genoemde duisternis geschapen heeft. Zij zeggen dit op grond van Jesaja 45:7. Wie echter de context van dit vers leest, ontdekt echter meteen al dat de Here hier niet verwijst naar Zijn oorspronkelijke scheppingswerk in Genesis 1:1]. Duisternis is hier een gevolg van het werk van de vorst der duisternis. Woestheid en ledigheid is het gevolg van oordeel van God over het werk van de vorst der duisternis.
De woorden "woest en ledig" luiden in het Hebreeuws: tohu wa bohu. In Jesaja 45 wordt nog eens onderstreept dat de Here de aarde niet woest en ledig schiep. We lezen daar: "Want alzo zegt de HEERE, Die de hemelen geschapen heeft, Die God, Die de aarde geformeerd, en Die ze gemaakt heeft; Hij heeft ze bevestigd, Hij heeft ze niet geschapen, dat zij ledig (Hebreeuws: tohu) zijn zou, maar heeft ze geformeerd, opdat men daarin wonen zou: Ik ben de HEERE, en niemand meer" (vs. 18). Het moge duidelijk zijn dat de context van deze woorden wél die van de oorspronkelijke schepping van Genesis 1:1 is (vgl. de noot onderaan dit artikel).
De Bijbel zegt overigens verder niet of er in die tijd dynosauriërs etc. geweest zijn. Het heeft dus ook niet zoveel zin om daarover te speculeren. Ook vermeldt Gods Woord niet dat er toen al mensen waren ... Wat echter belangrijk is, is slechts te aanvaarden wat de Bijbel wél over die tijd zegt. Al met al krijgen we het volgende 'plaatje' van hoe alles gegaan is:
Genesis 1:1
God schiep de hemelen en de aarde - het begin van de eerste aioon.
Genesis 1:2a
De aarde blijkt woest en ledig te zijn en er blijkt duisternis te zijn.
Genesis 1:2b e.v.
God formeert / herschept de woeste en ledige aarde in zes dagen tot een leefomgeving waarin de mens kan leven, die Hij op de zesde dag schept (als kroon op de schepping).
In Jeremia 4:23 komen de woorden "woest en ledig" nogmaals voor. Daar als gevolg van oordeel. Dit is de enig andere keer dat deze woorden in combinatie met elkaar voorkomen. Het ligt daarom voor de hand om aan te nemen dat wanneer er in Genesis 1:2 sprake blijkt te zijn van een dergelijke situatie, dit ook het gevolg is van oordeel. Namelijk: het oordeel over één van de morgensterren die nog jubelde toen de Here in den beginne hemelen en aarde schiep. Immers één van hen wilde zich gelijkstellen aan God, de Allerhoogste. Er kan er echter maar Eén de Allerhoogste zijn! Informatie hierover is in Jesaja 14 en Ezechiël 28 te lezen.
Volgens vele bijbeluitleggers kunnen de woorden "De aarde nu was woest en ledig ..." ook weergegeven worden met: "De aarde nu werd woest en ledig ...". Hetzelfde werkwoord wordt soms namelijk ook met "worden" vertaald. Maar zelfs al zou dat niet het geval zijn, dan nóg worden we in Genesis 1:2 geconfronteerd met een niet door God geschapen situatie!
Een veel gehanteerde uitleg
De uitleg zoals die hier naar voren gebracht is, is niet bepaald uniek. Vele gerenommeerde bijbelleraren uit heden en verleden hebben de waarheid van de Schrift op deze wijze herkend en verkondigd. U ziet op de volgende pagina een overzicht met meer dan dertig namen van bijbeluitleggers met daarbij het geschrift waarin ze dit verkondigen!
Opmerkelijke namen zijn bijvoorbeeld die van John Nelson Darby (de grondlegger van wat in Nederland de 'Vergaderingen van Gelovigen' genoemd wordt); Johannes de Heer (oprichter van Het Zoeklicht; tegenwoordig worden deze dingen door verschillende schrijvers in het gelijknamige blad niet - meer- zo gezien) en de bekende schrijver van populaire bijbelstudieboeken, Hal Lindsey. Ook staan er enkele oprichters / directeuren van bijbelscholen in binnen- en buitenland vermeld: Jacob Klein Haneveld, Erich Sauer en Dr. Gertrud Wasserzug-Traeder. Ook Willem Ouweneel heeft dit ooit geloofd (in zijn 'Kanttekeningen bij Genesis 1'), maar is het later anders gaan zien.
Bijbeluitleggers en schrijvers die uitgaan van 'een kloof' tussen Genesis 1:1 en 2
De onderstaande lijst is overgenomen uit het Morgenroodboekje "Schepping & Herstel - Een bijbelstudie over Genesis 1:1 en 2" (H.B. Slagter; Everread Uitgevers; ISBN 978-90-6694-264-6). In dit boekje staan overigens ook de citaten van wat deze bijbeluitleggers en schrijvers geschreven hebben. Enkele opmerkelijke citaten staan onder aan deze lijst.
|
- Met betrekking tot Jesaja 45:18 schrijft R. Been: 'God schiep echter geen woeste en ledige dingen. Wanneer er wordt gezegd, dat de aarde "woest en ledig" was, wil dat dan ook niet zeggen, dat de aarde zó uit de hand van God is voortgekomen, maar dat ze in die toestand is geraakt door een oordeel des Heren, mogelijk bij de val van satan'.
- John Nelson Darby: 'Ik beperk me hier vooral tot de schepping van de lagere orde, waarin de mens was geplaatst. Er zijn gevallen engelen en de geschapen hemelen zijn verontreinigd door de zonde. Maar deze engelen vormen een schepping op zichzelf (...) "In den beginne schiep God de hemel en de aarde". Wat gebeurd kan zijn tussen dit moment en het ogenblik, waarop de aarde (want alleen van haar wordt gesproken) leeg en zonder vorm was, wordt helemaal in het donker gelaten. De duisternis bedekte toen de afgrond (...) God hief de aarde op uit deze toestand van chaos en duisternis ...'.
- Dr. H.J. Flipse: 'Job 38:7. Zou het engelenheer zo gejuicht en gejubeld hebben als de aarde als een chaos geschapen was? Wanneer we dan meteen in het tweede vers lezen: "de aarde nu was woest en ledig" dan weten we, dat zij zó niet uit Gods hand kan zijn voortgekomen'.
- Johannes de Heer: 'Het tijdstip hunner (van de engelen, red.) ligt "in den beginne" toen God hemel en aarde schiep (Gen. 1:1). De 'duisternis, woestheid en ledigheid' der aarde (Gen. 1:2), die daarna ontstaan zijn, houden verband met de val van een deel der engelen'.
- Dr. H.A. Ironside: 'De Bijbel lijkt te onderwijzen in Jesaja 45:18 dat God de aarde oorspronkelijk niet in deze staat schiep en dat er iets gebeurd is dat de chaos heeft veroorzaakt'.
- Erich Sauer: 'Zowel vroeger als in meer recente tijden zijn er door God verlichte mannen geweest die in dit verband hebben duidelijk gemaakt dat het werk van de zes dagen in Genesis 1 duidelijk een 'werk van herstel' was, en niet de originele schepping van de aarde. De eerste mens had de taak, als een dienaar van de Heer en als heerser over de schepping, om, als morele tegenstander van satan, de door God uiterlijk vernieuwde aarde terug te winnen, door zijn geslacht én zijn heerschappij over de aarde te verspreiden'.