Woorden
In de Bijbel wordt dus ook over rusten gesproken (in dit artikel beperken we ons voornamelijk tot het Nieuwe Testament = N.T.). Verschillende (werk)woorden liggen daaraan ten grondslag:
Pauomai Anapauoo Katapauoo Epanapauoo Sunanapauomai Hesuchadzoo. Dit woord vinden we in Lucas 23: “En op de sabbat rustten zij naar het gebod...” (56b). Het wordt ook vertaald met zich stil houden (Luc.14:4; Hand.21:14), tot rust komen (Hand.11:18) en rustig blijven (1 Tess.4:11). Zie verder voor de zelfstandige naamwoorden hiervan afgeleid: Handelingen 22:2; 2 Tessalonicenzen 3:12; 1 Timoteüs 2:2, 11, 12; 1 Petrus 3:4
Enkele zelfstandige naamwoorden:
Anesis. In 2 Korintiërs 2:12 schrijft Paulus: “Toen ik nu te Troas was gekomen (...) heb ik geen rust gehad voor mijn geest...”. Zie ook 2 Korintiërs 7:5. Verder vinden we het vertaald met: minder streng (Hand.24:23), verlichting (2 Kor.8:13) en verkwikking (2 Tess.1:7) Sabbatismos. Hierin herkennen we het woord ‘sabbat’. In Hebreeën 4:9 (d.i. de enige keer dat het voorkomt) wordt het dan ook met ‘sabbatsrust’ vertaald Koimeesis. Komt ook slechts eenmaal voor en wel in Johannes 11: “Doch Jezus had het bedoeld van zijn (= Lazarus’) dood; zij echter meenden, dat Hij het van de rust van de slaap bedoelde” (vs.13). Het werkwoord dat hiermee verband houdt, staat bij ons bekend als ‘ontslapen’
Pauzeren
De eerste vijf woorden uit bovenstaande rij worden in dit artikel meer toegelicht. Ten eerste omdat ze alle het woord ‘pauoo’ bevatten. Ten tweede omdat deze woorden de eigenlijke betekenis van rusten meer in zich dragen dan de andere.
PAUOO
Dit werkwoord komt ook in de andere vormen van rusten voor. De betekenis is ’ophouden’, zoals het, meteen de eerste keer dat het in het Nieuwe Testament wordt gebruikt, ook vertaald wordt: “Toen Hij opgehouden had met spreken...” (Luc.5:4). Ophouden is rusten. Ophouden is pauzeren. In dit geval hield de Here op te spreken, waarna Hij overigens iets tot Simon zei. In Lucas 8:22-25 wordt de storm op het meer beschreven. De boot waarin de discipelen zich met de Here bevonden liep vol met water. En dat terwijl Hij sliep! Zij verkeerden in grote nood (vs.23) en maakten Hem wakker. En Hij, wakker geworden, bestrafte de wind en de wilde wateren. En zij kwamen tot rust... (‘Zij’ kan zowel op wind en wateren slaan als op de discipelen. Feitelijk komen beide tot rust!)
Zien op de omstandigheden brengt vaak grote onrust teweeg. Welke gelovige kent die ervaring niet? Een ervaring van ongeloof (vs.25)! De Here geeft rust, ook in onze tijd. Echter niet altijd door de omstandigheden te veranderen, maar juist door óns te veranderen.
Dit werkwoord komt verder als volgt in het Nieuwe Testament voor: ophouden (Luc.11:1; Hand.5:42; 6:13; 13:10; 20:31; Efe.1:15, 16; Kol.1:9; Hebr.10:2), bedaren (Hand.20:1), verstommen (1 Kor.13:8), weerhouden (1 Petr.3:10) en onttrekken (1 Petr.4:1)
ANAPAUOO
Bij dit werkwoord wordt pauoo (rusten) voorafgegaan door het voorzetsel ana. Over het algemeen kunnen we zeggen dat wanneer een voorzetsel voorafgaat aan een werkwoord dit betekent dat het werkwoord een intensievere betekenis krijgt. Het zegt immers iets meer van het werkwoord. Ana zelf betekent: omhoog of opnieuw.
Opnieuw/weer tot rust komen. Het is juist dit werkwoord dat door de Here Jezus gebruikt wordt in Mattheüs 11: “Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven...” (vs.28). Het volk was de rust kwijtgeraakt, maar de Here kan en wil het weer doen rusten.
Een verwant woord dat ook in Mattheüs 11 wordt gebruikt is anapausis (vs.29). Overigens herkennen wij ons woord ‘pauze’ hier heel duidelijk in!
Het werkwoord gebruikt de Heer ook in Mattheüs 26:45 in de bekende geschiedenis in de hof van Getsémané. De discipelen kunnen niet wakker blijven, terwijl de Here tot stervens toe beangst en bedroefd is. Tweemaal treft Hij hen slapende aan. Hij moest de strijd Zelf voeren. En als Hij dan voor de derde keer naar hen toegaat, zegt Hij: “Slaapt nu maar en rust opnieuw”. Dat de Here het hier echter overdrachtelijk bedoelt, blijkt uit vers 46: “Staat op, laten wij gaan”. Er kan weer ‘gerust’ worden, want de Heer heeft de beker gedronken... En het daaraan verbonden oordeel gedragen tot in de (kruis)dood (Anapauoo komt voor in: Matt.11:28; 26:45; Mar.6:31; 14:41; Luc.12:19; 1 Kor.16:18; 2 Kor.7:13; Flm 7, 20; Openb.6:11; 14:13.)
EPANAPAUOO
In dit woord staat vóór anapauoo nóg een voorzetsel: epi. Dit voorzetsel betekent: op, naar boven. Het versterkt de betekenis van pauoo nog eens extra. De letterlijk vertaling zou luiden: opnieuw rusten op.
Het komt slechts tweemaal voor in de Bijbel en wel in Lucas 10:6 “En indien daar een zoon des vredes is, dan zal uw vrede op hem rusten, maar zo niet, dan zal hij tot u terugkeren”, en Romeinen 2:17 “Indien gij u dan Jood laat noemen, steunt op de wet...”. De letterlijke betekenis past veel beter bij de context: “Indien gij u dan Jood laat noemen, weer rust op de wet...”. Paulus probeert in dit gedeelte van de Romeinenbrief (hs. 2:12 t/m 4:25) immers zijn Joodse lezers duidelijk te maken dat zij niet moeten ‘terugkeren’ naar de wet om het daar vervolgens opnieuw van te verwachten.
KATAPAUOO
Ook bij dit woord werkt het voorzetsel (in dit geval is dat kata) weer versterkend. Kata betekent: (naar) beneden, tegen. De gedachte bij katapauoo is veel meer het doen rusten/ ophouden; ervoor zorgen dat er gerust wordt. Vergelijk Psalm 23, waar staat: “Hij doet mij nederliggen in grazige weiden...”. Ik ga zelf niet liggen, maar Hij zorgt ervoor dat ik ga liggen.
Zo ook bij katapauoo. Het initiatief ligt niet bij degene, die tot rust komt. In Handelingen 14 treffen we Paulus en Barnabas aan, die door de mensen te Lystra ‘versleten’ worden voor Hermes en Zeus. Gevolg is dat de mensen een offer aan de apostelen willen brengen, waarvan ze hen ternauwernood weerhielden.
Katapauoo en het verwante katapausis komt voornamelijk voor in de Hebreeënbrief, waar het onder meer naar voren komt in verband met de rust waarin het volk van Israël gebracht zal worden. Dat is het moment waarop de sabbatsrust (sabbatismos, zie boven) voor het volk zal aanbreken.
De Here zal eens Zijn volk doen rusten in Zijn rust, zoals Hij ook ons in Zijn rust gebracht heeft. Die rust is onlosmakelijk verbonden aan de Persoon van Christus. Zolang er geen relatie is met Hem is er slechts sprake van onrust. Dat zien we in de wereld om ons heen. Dat zagen we in ons eigen leven, vóór we Hem daadwerkelijk als Verlosser mochten aanvaarden en dat zien we in Israël zelf. Als er enigszins woorden zijn die de huidige situatie van dit volk en land typeren, dan zijn dat wel onrust en onvrede. Toch komt er een moment dat de Here hen dóet rusten, opdat zij met de woorden van Psalm 4:9 kunnen zeggen: “In vrede kan ik mij te ruste begeven en aanstonds inslapen, want Gij alleen, o HERE, doet mij veilig wonen” (Katapauoo komt voor in: Hand.14:18; Hebr.4:4, 8, 10; Katapausis komt voor in: Hand.7:49; Hebr. 3:11, 18; 4:1, 3, 3, 5, 10, 11).
SUNANAPAUOO
Dit werkwoord wordt slechts eenmaal gebruikt in het Nieuw Testament en wel in Romeinen 15: “... opdat ik, in blijdschap tot u gekomen met Gods wil, mij tezamen met u verkwikken moge” (vs.32). Het cursieve gedeelte geeft de vertaling aan van sunanapauoo: verkwikken tezamen met. Met is de vertaling van het voorvoegsel sun.
Rust is: verkwikking
De laatstgenoemde Schriftplaats brengt ons op datgene waar rust voor zorgt, namelijk verkwikking. Bij verkwikking denken we aan verfrissing, een nieuwe start kunnen maken. Dat is dan ook ‘Bijbels rusten’: Ophouden, stoppen, daardoor rusten, opdat je verkwikt en verfrist weer een nieuwe start kunt maken; opnieuw kunt beginnen. Voor degenen die komende zomer van een vakantie mogen en kunnen genieten is het te hopen dat dit de uitwerking zal zijn, zodat weer met frisse moede begonnen kan worden aan een volgende periode van werken, school, etc.
Wat ons geestelijk leven betreft is het echter belangrijk om te weten dat er slechts in Christus, in Wie de Rots aller eeuwen Zich bekendmaakt (in verleden, heden en toekomst), rust, verkwikking is.
Hij is Degene, Wiens werk volkomen is (Deut.32:4). Daar hoeft dus niets meer aan worden toegevoegd: rust. Hij is onze sterke Rots (Ps.62:8). We hoeven het dus niets meer in eigen kracht te doen: rust. Hij is de Rots van onze toevlucht (Ps.94:22). Er hoeft niet meer gevlucht te worden: rust. Hij is de Rots van ons heil (Ps.95:1). We hoeven ons niet meer in te spannen om behouden te worden: rust.
Wat een voorrecht om - zoals Paulus het later zo veelvuldig laat zien - te weten dat de Here ons met Zich vereenzelvigd heeft, opdat we op de meest volkomen manier mogen rusten. Op de plaats: rust. In die Plaats: rust!
Geraadpleegde literatuur:
Greenlee, A concise exegetical grammar of New Testament Greek
Moulton, The Analytical Greek Lexicon Revised
Vine, Expository Dictionary of New Testament Words
Wigram, The Englishmans Greek Concordance of the New Testament