Het is opmerkelijk dat in het boek Job, dat over het algemeen wordt beschouwd als het oudste boek in de Bijbel (ca. 2000 voor Christus ontstaan), verwijzingen staan naar deze openbaring. Job noemt de tekenen van de Dierenriem en de namen van verscheidene sterren en sterrenbeelden als zijnde oud en goed bekend.
In Jesaja 40 lezen we: "Heft uw ogen op omhoog en ziet, Wie deze dingen geschapen heeft; Die in getal hun heir voortbrengt; Die ze alle bij name roept, vanwege de grootheid Zijner krachten en omdat Hij sterk van vermogen is; er wordt er niet één gemist" (vs. 26). En Psalm 147 zegt: "Hij telt het getal der sterren; Hij noemt ze alle bij name" (vs. 4).
Namen van sterrenbeelden in de Bijbel
We vinden in de Bijbel namen, zo oud, dat hun betekenis een beetje onduidelijk is. Zoals Ash (een naam nog steeds verbonden met de Grote Beer), Kesiel en Kiemah.
Zij komen voor in Job 9: "Die den Wagen (Ash) maakt, den Orion (Kesiel) en het Zevengesternte (Kiemah) en de binnenkameren van het Zuiden" (vs. 9). De N.B.G.-vertaling heeft: "Hij maakt de Beer en de Orion, de Pleiaden en de Kamers van het Zuiden".
En in Job 38:31 en 32 staat: "Kunt gij de liefelijkheden van het Zevengesternte (Kiemah) binden, of de strengen des Orions (Kesiel) losmaken? Kunt gij de Mazzaroth (de twaalf tekenen van de Dierenriem) voortbrengen op haar tijd en den Wagen (Ash) met zijn kinderen (lett.: zonen) leiden?" De N.B.G.-vertaling heeft: "Kunt gij de banden der Pleiaden binden of de boeien van de Orion slaken? Doet gij de tekens van de dierenriem te rechter tijd opgaan en bestuurt gij de Beer met zijn jongen?"
Zie verder Jesaja 13:10, "de sterren des hemels en zijn gesternten" (N.B.G.-vertaling: sterrenbeelden) en Amos 5:8, "Die het Zevengesternte en den Orion maakt" (N.B.G.-vertaling: "Hij, Die Pleiaden en Orion heeft gemaakt").
Dan hebben we de termen "Mazzaroth" in Job 38:32 en "Mazzaloth" in 2 Koningen 23:5 (in de Statenvertaling weergegeven met "planeten"; N.B.G.-vertaling heeft "sterrenbeelden"). Het eerste woord (mazzaroth) verwijst naar de twaalf tekenen van de Dierenriem, terwijl het laatste verwijst naar de planeten, of - aannemelijker - de sterrenbeelden zelf..
Ook noemt de Bijbel andere sterren of sterrenbeelden bij name. Het teken van Gemini (Tweelingen) wordt gegeven als de naam van een schip; zie Handelingen 28:11 (Kastor en Pollux; N.B.G.-vertaling: Dioskuren).
De meeste uitleggers zijn het erover eens dat er met "slang" naar het sterrenbeeld Draak (tussen de Grote en de Kleine Beer) wordt verwezen in Job 26: "Door Zijn Geest heeft Hij de hemelen versierd; Zijn hand heeft de langwemelende slang geschapen" (vs. 13 SV).
Verslagen van oude beschavingen
Als we kijken naar de buiten-bijbelse geschiedenis en traditie zien we meteen dat onder alle oude volken van de wereld, de twaalf tekenen hetzelfde zijn, zowel de betekenis van de namen als de volgorde!
De Chinese, Chaldeeuwse en Egyptische documenten gaan terug tot meer dan 2000 jaar voor Christus. Jazeker, de afbeeldingen van de Dierenriem in de tempels van Dendera en Esneh in Egypte, zijn zonder twijfel kopieën van nog oudere afbeeldingen, die dateren van ongeveer 4000 voor Christus, toen de zomerzonnewende in het sterrenbeeld Leeuw lag. De Joodse historicus Flavius Josephus, die leefde rond het begin van onze jaartelling, beschrijft de tradities op sterrengebied van zijn eigen natie en verwijst daarbij naar acht oude heidense autoriteiten, wiens werken verloren zijn gegaan. Hij zegt dat zij allen beweren dat 'God de antediluvianen (mensen die vóór de zondvloed leefden) zo´n lang leven had gegeven, dat zij hun ontdekkingen in de astronomie konden perfectioneren'. Cassini begint zijn 'Geschiedenis van de astronomie' met te zeggen: 'Het is onmogelijk te betwijfelen dat astronomie uitgevonden werd aan het begin van de wereld; geschiedenis, werelds zowel als heilig, getuigt van deze waarheid'. Nouet, een Franse astronoom, besluit dat de Egyptische astronomie ontstaan moet zijn 5400 jaar voor Christus.
Oude Perzische en Arabische tradities schrijven de uitvinding ervan toe aan Adam, Seth en Henoch. Josephus beweert (in De Joodse Geschiedenis, boek I, hfdst. 1-3), dat de kennis van de sterren afkomstig is uit de familie van Seth.
Babylon
Dr. Budge van het British Museum verklaart in zijn boek 'Babylonian Life and History' het volgende: ´…de Babyloniërs vormden een natie van sterrenkijkers en zij hadden een groep mensen die niets anders deden dan eclipsen, verschijningen van de maan, zonnevlekken, etc., rapporteren'.
Enkele andere opmerkelijke dingen die Dr. Budge noemt in zijn boek, zijn:
* Een groot gedeelte van de tabletten in de Babylonische bibliotheken wordt in beslag genomen door astronomie gecombineerd met astrologie; Jesaja 47:13 verwijst hiernaar: "Gij zijt moede geworden in de veelheid uwer raadslagen; laat nu opstaan, die den hemel waarnemen, die in de sterren kijken, die naar de nieuwe manen voorzeggen …". Het grootste astrologische werk van de Babyloniërs bevatte zeventig tabletten en was samengesteld op bevel van Sargon van Agade 3800 jaar voor Christus! Het werd 'de Verlichtingen van Bel' genoemd;
* Hun observaties werden gedaan vanuit torens, genaamd ´ziggurats´ (vgl. de ´toren van Babel´ in Gen. 11);
* Zij bouwden observatoria in alle grote steden en rapportages werden regelmatig naar de koning gestuurd;
* Zij waren in staat eclipsen te berekenen en hadden daar een lange lijst van;
* Zij ontdekten dat de zon gevlekt was en zij wisten van kometen;
* Zij waren de uitvinders van de Dierenriem;
* De maanden werden genoemd naar de tekenen van de Dierenriem.
We kunnen ons een idee vormen van deze 'representatie van de hemelen' aan de hand van het vijfde zogenoemde 'Scheppingstablet', dat zich in het British Museum bevindt. De tekst luidt als volgt:
'Anu (de Schepper) maakte de huizen (= de hemelse huizen) van de grote goden uitmuntend; twaalf in getal (dit heeft betrekking op de twaalf tekenen of huizen van de zon). De sterren plaatste hij daarin. De lumasi (= groepen van sterren of figuren) stelde hij vast. Hij ordende het jaar volgens de grenzen (= de twaalf tekenen) die hij bepaalde. Voor elk van de twaalf maanden stelde hij drie rijen sterren (= sterrenbeelden) vast. Van de dag waarop het jaar begint tot het einde, markeerde hij de huizen (= de tekenen van de dierenriem) van de dwalende sterren (= planeten) om hun banen te kennen, zodat zij zich absoluut niet zouden vergissen of afwijken'.
Verslagen van rond het begin van onze jaartelling
Eudoxus, een astronoom van Cnidus (403-350 voor Christus), schreef een boek over astronomie dat hij 'Phainomena' (= verschijnselen) noemde. Antigonius Gonatas, koning van Macedonië (273-293 voor Christus) verzocht de dichter Aratus het werk van Eudoxus in dichtvorm te maken, wat hij in ongeveer 270 voor Christus deed.
Aratus noemde zijn boek 'Diosemeia' (= de goddelijke tekenen). Hij was een inwoner van Tarsus en het is interessant om te zien dat zijn gedicht bekend was bij en waarschijnlijk gelezen moet zijn door de apostel Paulus, want hij citeert het in zijn toespraak in Athene op de Areopagus (= heuvel van Mars): "Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij, gelijk ook enige van uw dichters hebben gezegd: Want wij zijn ook van zijn geslacht" (Hand. 17:28).
Er zijn diverse vertalingen van dit gedicht gemaakt, zowel door Cicero als anderen in het Latijn en - in meer recente tijden - in het Engels door E. Poste, J. Lamb en anderen.
Dierenriem
Aratus beschrijft en verklaart alle tekenen en sterrenbeelden zoals de Grieken ze in zijn tijd begrepen, of beter gezegd: verkeerd begrepen, omdat men hun ware betekenis en getuigenis vergeten was.
Bovendien beschrijft Aratus ze niet zoals ze in zijn dagen werden gezien, maar zoals ze ongeveer vierduizend jaar eerder werden gezien. De sterren konden namelijk vanuit Tarsus niet gezien worden zoals hij ze beschrijft en daarom moet hij ze van een oude Dierenriem hebben overgenomen. Want, ondanks het feit dat we het over 'vaste sterren' hebben, is er sprake van een constante, langzame onderlinge beweging.
Er vindt ook een verandering plaats dankzij de langzame terugtreding van de pool van de hemel (ongeveer vijftig graden per jaar). Hierdoor was de ster Alpha in het sterrenbeeld Draak de Poolster, toen de Dierenriem gevormd werd. Thans is de ster Alpha in het sterrenbeeld Kleine Beer de Poolster. Deze verandering alleen al brengt ons tenminste vijfduizend jaar terug.
Dezelfde beweging die de relatieve positie van deze twee sterren veranderde, was er ook de oorzaak van, dat het sterrenbeeld van het Zuiderkruis onzichtbaar werd in de Noordelijke geografische breedte. Toen de sterrenbeelden werden gevormd was het Zuiderkruis daar één van en zichtbaar op veertig graden Noordelijke breedte. Toch werd het Zuiderkruis, dat men vanuit tradities kende, gedurende zo'n twintig eeuwen niet op die breedte gezien, totdat reizen naar Kaap de Goede Hoop werden gemaakt.
Toen werd het Zuiderkruis weer gezien, zoals afgebeeld door de aartsvaders. Ook dit is een onbetwistbaar bewijs voor de oudheid van de formatie van de Dierenriem.
Ptolemaeus (150 na Christus) geeft de kennis over de Dierenriem van Hipparchus (130 voor Christus) door 'als van onbetwijfelde autoriteit, onbekende herkomst en onnaspeurlijke oudheid'. Sir William Drummond zegt dat 'de tradities van de Chaldeeuwse astronomie fragmenten schijnen te zijn van een machtig systeem dat in stukken is gevallen'.
Het woord 'Dierenriem' zelf komt van het Griekse zoodiakos, dat niet van zaoo, leven, is afgeleid, maar van een primitieve stam via het Hebreeuwse sodi, dat in Sanskriet 'een weg' betekent. De etymologie van dit woord houdt geen verband met levende wezens, maar duidt een weg of stap aan. Het wordt gebruikt voor de weg of het pad waarop de zon zich blijkt te bewegen tussen de sterren in de loop van het jaar.
Voor een toeschouwer op de aarde lijkt het gehele uitspansel in vierentwintig uur samen met de zon in een cirkel te draaien. Toch verschilt de omloop van de sterren in tijd van die van de zon. Dit verschil loopt elke maand op tot ongeveer een twaalfde deel van de hele cirkel, zodat wanneer de cirkel van de hemel wordt opgedeeld in twaalf delen, de zon zich elke maand lijkt te bewegen door één daarvan. Het pad dat de zon aldus tussen de sterren maakt, wordt genoemd de Ecliptica.
Elk van deze twaalf delen (ieder bestaand uit ongeveer dertig graden) is te onderscheiden, niet door nummers of letters, maar door tekenen en namen en dit gebeurt al, zoals we zagen, vanaf de vroegste tijden. Zij zijn bewaard tot de huidige dag in almanaks en hun volgorde daarin is als volgt: Ram, Stier, Tweelingen, Kreeft, Leeuw, Maagd, Weegschaal, Schorpioen, Boogschutter, Steenbok, Waterman en Vissen.
Vorm en afbeelding van de sterrenbeelden
Deze tekenen zijn altijd en overal bewaard in deze volgorde. Zij zijn bekend bij alle natiën en in alle tijden en bewijzen aldus hun gemeenschappelijke oorsprong.
De afbeeldingen van de Dierenriem (die overal hetzelfde zijn) zijn in de vorm van de sterrenbeelden aan de hemel niet herkenbaar. Dit is het eerste wat iedereen, die naar de sterrenbeelden kijkt, opmerkt.
Neem bijvoorbeeld het teken Maagd en kijk naar de sterren. Er is niets wat ook maar enigszins doet denken aan een menselijke vorm, laat staan dat het een man of een vrouw betreft. Dit geldt ook voor de andere tekenen.
Dat de afbeelding echter overal hetzelfde is, wijst op het bestaan van een origineel. De afbeelding moet getekend zijn rondom of verbonden zijn met bepaalde sterren, eenvoudig om ze te identificeren en met elkaar te associëren. Zo konden de sterrenbeelden worden onthouden en zijn ze aan het nageslacht doorgegeven.
b Er kan geen twijfel over bestaan, zoals de geleerde schrijfster van het boek Mazzaroth (Miss Frances Rolleston) afdoende bewijst, dat deze tekenen later werden geïdentificeerd met de twaalf zonen van Jakob. Jozef ziet de zon en de maan en elf sterren voor hem buigen. Jozef zelf is dan de twaalfde ster (Gen. 37:9). De zegening van Jakob (Gen. 49) en de zegening van Mozes (Deut. 33) getuigen beide van het bestaan van deze tekenen in hun dagen. En het is meer dan waarschijnlijk dat elk van de twaalf stammen er één van op hun vaandel droegen. We lezen in Numeri 2: "de kinderen Israëls zullen zich legeren, een ieder onder zijn banier, naar de tekenen van het huis hunner vaderen; rondom tegenover de tent der samenkomst zullen zij zich legeren" (vs. 2). Deze banier was de ´dègèl´ waarop het 'teken' (ooth) was afgebeeld. Joodse geleerden uit het verleden verklaren dat elke stam zijn eigen teken had en het is hoogst waarschijnlijk, ook vanuit de Schrift, dat de stammen in groepen van vier ook weer een teken droegen. Deze vier groepen werden elk geplaatst aan een van de vier zijden van de legerplaats.
De sterrenbeelden als uitdrukking van de hoop van de schepping
De afbeeldingen van de sterrenbeelden werden ontworpen om de eerste grote belofte en voorzegging van Genesis 3:15 te bewaren, te verklaren en te vereeuwigen, dat alle hoop voor de mensheid, alle hoop voor de schepping, verbonden is met een komende Verlosser. Een, Die geboren moest worden uit een vrouw, Die eerst moest lijden en daarna glorierijk zou triomferen. Een, Die eerst verwond moest worden door de grote vijand die de oorzaak is van alle zonde, verdriet en dood, maar Die uiteindelijk het hoofd van de "oude slang, de duivel" zou vermorzelen.
De oude sterrentekeningen onthullen deze Komende. Zij vermelden "het lijden dat op Christus komen zou en de heerlijkheid daarna" (vgl. 1 Petr. 1:11).
In totaal zijn er 48 van deze tekenen. Dit aantal is opgebouwd uit twaalf sterrenbeelden (de tekenen van de Dierenriem); daarnaast zijn aan elk van deze twaalf sterrenbeelden nog eens drie sterrenbeelden verbonden. Deze 48 sterrenbeelden kunnen verdeeld worden in drie grote 'Hemelboeken'; elk boek bevat vier hoofdstukken; elk hoofdstuk bevat naast het 'hoofdsterrenbeeld' de drie daaraan verbonden. Elk boek vermeldt zijn bijzondere aspect van de Komende (zoals de vier Evangeliën verschillende zijden belichten van de gekomen Christus), beginnend met de belofte van Zijn komst en eindigend met de vernietiging van de vijand.
Het begin en het einde van de Dierenriem
Waar beginnen we deze wonderlijke Hemelse Boekrol te lezen? Een cirkel heeft immers begin noch einde. In welke volgorde moeten we deze tekenen beschouwen? In de hemelen vormen ze een oneindige cirkel. Waar is het begin en waar is het einde van deze cirkel, waarin de zon zich voortdurend beweegt? Waar moeten we deze cirkel doorbreken en zeggen: hier is het begin? Het is duidelijk, dat we dit wonderlijke boek nooit goed kunnen lezen, tenzij we het oorspronkelijk startpunt kunnen bepalen.
Zoals eerder opgemerkt, begint men vandaag de dag over het algemeen met Aries, de Ram. Volgens het getuigenis van God in de hemelen en - later - in Zijn Woord is Virgo, de Maagd echter het begin. Leo, de Leeuw, is dan het sterrenbeeld waarmee we logischerwijze kunnen besluiten. Denk hierbij eens aan het 'onbekende en onoplosbare mysterie' het raadsel van de Sfinx. Het woord Sfinx komt van het Griekse sphingoo en betekent: samensnoeren. De Sfinx was ontworpen om te laten zien waar de twee uiteinden van de Dierenriem samengevoegd moeten worden en waar de grote cirkel van de hemelen begint en eindigt. De Sfinx is een figuur met het hoofd van een vrouw en het lichaam van een leeuw. Wat is dit anders dan een aanwijzing om te beginnen met Virgo (Maagd) en te eindigen met Leo (Leeuw)?
In de Dierenriem in de tempel van Esneh in Egypte is een sfinx geplaatst tussen de tekens van Maagd en Leeuw, zoals getoond op de illustratie. Deze illustratie is overgetrokken van een tekening van Signor Bossi, die in de tempel van Esneh deze tekening maakte, onder toezicht van wijlen Mr. Edward J. Cooper, in 1820.
De tekenen van Leeuw en Maagd, op het plafond van de Zuilengang van de tempel van Esneh, laten de Sfinx daartussen in zien. De Sfinx verbindt het begin en het einde van de Dierenriem.
Beginnend met het sterrenbeeld Maagd kunnen we nu de inhoud van deze hemelse 'boekdelen' ontvouwen, zodat we ze gemakkelijk kunnen overzien. Zie hiervoor de los bijgevoegde kaart.
Natuurlijk worden we hierbij gehinderd doordat we de moderne Latijnse namen moeten gebruiken die de sterrenbeelden tegenwoordig dragen. Zoals het met deze hemelse boekdelen is gegaan, is het ook het geval met de Bijbelboeken! Hun volgorde en hun namen zoals we ze nu kennen in 'onze' Bijbels, zijn die zoals ze door mensen gegeven zijn, overgenomen van de Septuaginta (Griekse vertaling van het Oude Testament) en de Vulgata (de Latijnse vertaling van de Bijbel). Het zijn in veel gevallen niet de Goddelijke namen volgens de Hebreeuwse canon.
Sommige namen van de sterrenbeelden zijn fout, andere zijn verdraaiingen van de waarheid, zoals bewezen door de tekeningen zelf, die veel ouder zijn dan de Latijnse namen en die zijn overgeleverd uit vroegere tijden.
Nadat Gods openbaring tot ons kwam in de Schriften, was er minder behoefte aan het bewaren van de 'hemelse boekdelen'. En nadat de volkeren de originele betekenis van de tekeningen hadden verloren, vonden mensen een nieuwe betekenis uit, ontstaan uit de ijdele verbeeldingskracht van de menselijke gedachte. De Griekse mythologie is een interpretatie van (slechts enkele van) de tekenen en sterrenbeelden, nadat hun ware betekenis vergeten was. Het is een populaire gedachte dat de bijbelse waarheid het gevolg is van evolutie van de oude wereldreligies. Echter, deze religies zijn een verbastering en verdraaiing van oorspronkelijke waarheid!
Bron: Uit de inleiding van het boek ´Getuigenis van de sterren´, E.W. Bullinger, Everread Uitgevers.