Semitische lyra
Opzettelijk schrijven we telkens de Hebreeuwse naam van de instrumenten in de grondtekst, omdat de vertalingen dikwijls onjuist of niet concordant zijn. Het woordje kinnor wordt soms met harp en dan weer met citer vertaald. Dit is ook het geval met het Hebreeuwse woordje nebel (lyra), een instrument dat we vooral in de tijd van Israëls koningen tegenkomen. Beide zijn harpsoorten. Het verschil zit in de snaren. Bij een kinnor zijn ze evenwijdig gespannen en ongelijk van lengte. Bij een lyra zijn ze gelijk van lengte.1) En, hoewel we nebel niet in Genesis tegenkomen, bestond ze in die tijd wel.
We denken aan de hongersnood in Kanaän en Assyrië. Velen, waaronder de broers van Jozef, trokken naar Egypte om graan te kopen. In een grafschildering bij Beni-Hasan vinden we de oudste afbeelding van een ‘nebel’ in handen van een Semiet. Hij houdt de klankkast van de lyra tegen zijn buik. Op de muur van het graf van Chnoemhotep III (gouverneur van de Oostelijke Nijl-Delta) is een karavaan afgebeeld van 37 Semieten met hun stamhoofd Ishba. De schrijver noemde ze armlastige nomaden, rondtrekkende smeden afkomstig uit Haran (Assyrië). Men weet zeker dat dit Semieten zijn, omdat toen enkel Semieten veelkleurige kleding droegen (Egyptenaren droegen wit). De fresco dateert uit 1890 v. Chr. Dit is het enige instrument waarvan we weten dat het typisch Semitisch (Joods) is. En, dit gegeven leidde ertoe dat twee eeuwen geleden, omstreeks 1840 in het Engelse woord voor Jood, Jew een werkwoord werd, to Jew, waarmee bedoeld werd harp spelen.
Opgravingen
Genesis bevestigt dus dat er in de oude tijd blaas-, snaar- en slaginstrumenten waren, die de zang begeleidden. Mesopotamië was de bakermat van de muziek. In Zuid-Mesopotamië (Bismaja) is een vaas gevonden (uit 3000 - 4000 v. Chr.), waarop muzikanten staan met een zevensnarige boogharp en een vijfsnarige driehoekige harp. Deze heeft onderaan een klankkast met kwastjes. De oudste vondst is een harp van koningin Poe-Abi uit ± 4500 v. Chr. 2) Op een steenreliëf van het paleis van Telloh in Irak, uit ± 3000 v. Chr. 3) staat een harp met elf snaren die in een punt naar onderen toelopen (een lyra). Muziekinstrumenten bestonden in soorten en maten.
Toonsystemen
Studie van kleitabletten bewees dat musici in Soemerië (Zuid-Mesopotamië) een vijf- en een zeventonig toonsysteem kenden. Laatstgenoemde lijkt op dat van Pythagoras. Dit wekt verbazing op, maar we moeten niet vergeten dat vanaf 3500 v. Chr. de Soemerische beschaving op een hoog niveau stond. Daar is o.m. het spijkerschrift uitgevonden. Inmiddels is door Prof. Kilmer het muziekschrift ontcijfert van kleitabletten uit Ugarit (Syrië), van ± 1500 v. Chr. Zijn vondst veroorzaakte onder musicologen veel opheffing, want wat bleek? De muziek was geschreven in majeur, in de toonschaal van do-re-mi, ja, die van Pythagoras! (600 v. Chr.). Geheel nieuw was dat de composities ook harmonie kenden. Tot deze vondst meende men dat ‘harmonie’ een typisch Westerse vinding was, die pas eeuwen en eeuwen later werd uitgevonden! 4)
Cultische eredienst
Een van de liederen die de professor ontcijferde heet ‘geluid van de stilte’ en was bedoeld voor cultische Tempeldienst. Op kleitabletten staat dat muziek vooral diende voor religieuze samenkomsten, maar ook gebruikt werd bij begrafenissen, feesten, bruiloften en banketten. Muziek functioneerde naast de feestjes voornamelijk in de Tempels van de afgoden en individueel speelde men solo om de ‘goden’ te behagen. Job, waarvan wordt aangenomen dat hij in de tijd van de aartsvaders leefde, zei hierover: “Zij zingen bij tamboerijn (toph) en citer (kinnor), en zijn vrolijk bij de tonen der fluit (oegab). Maar tot God zeiden zij: Wijk verre van ons, want aan de kennis Uwer wegen hebben wij geen lust.” (Job 21:12 en 14)
Dat laatste is een kenmerkend punt. In de periode van Genesis staat nergens aangegeven dat muziek ter ere van de God van hemel en aarde werd gebruikt. Dit wordt anders als wij nu naar het boek Exodus gaan.
Geestelijke beurtzang
Want in dit boek vinden wij het eerste geestelijke lied, een loflied ter ere van de God van Israël. De voorzanger en componist was Mozes, Exodus 15:1 “Toen zong (sjir) Mozes met de Israëlieten de HERE dit lied (sjirah) en zij zeiden: Ik wil de HERE zingen, want Hij is hoog verheven, het paard en zijn ruiter stortte Hij in de zee.” (t/m vers 18)
Wat was het volk van God dankbaar voor de wonderlijke bevrijding. Ze konden wel dansen en springen van blijdschap. Dat gebeurde ook. Exodus 15:20 en 21 schrijft: “Toen nam Mirjam, de profetes, de zuster van Aäron, de tamboerijn (toph) in haar hand, en alle vrouwen gingen achter haar aan met tamboerijnen (toph) en in reidansen (mecholah). En Mirjam zong (sjir) hun ten antwoord (anah, is beurtzang): Zingt de HERE, want Hij is hoog verheven; het paard en zijn ruiter stortte Hij in de zee.”
Hier zien wij de zogenoemde beurtzang, een groep zingt en een andere groep zingt een antwoord. Het was een en al dankbetuiging aan God.
Beurtzangen waren toen al op twee manieren gebruikelijk:
- afwisselend zingen tussen twee groepen (antifonale zang)
- afwisselend zingen van een leider of leidster en het antwoordend koor (responsoriaal gezang), zoals Mirjam deed met de vrouwen.
Vandaag de dag kunnen we op feestdagen in Israël dezelfde situatie aantreffen, hoewel dit niet altijd geestelijke liederen zijn.
Heidense beurtzang
Nog eenmaal komen we in Exodus de vrolijke beurtzang tegen, hoewel in een zondige situatie. Mozes is op de berg des HEREN geweest en daalde met Jozua af met de stenen tafelen. Jozua hoort zingen en luistert nog eens goed. Wat hoort hij? Let op zijn definitie: “Maar deze zeide: Geen geluid (kol) van overwinningsgeroep en geen geluid (kol) van roepen bij nederlaag - een geluid (kol) van beurtzang (anah) is het, wat ik hoor.” (Exod. 32:18) Mozes en Jozua waren verbijsterd. Ze komen dichterbij de legerplaats: “En zodra hij (Mozes) de legerplaats genaderd was en het kalf en de reidansen (mecholah) zag, ontbrandde de toorn van Mozes; hij wierp de tafelen uit zijn hand en verbrijzelde ze aan de voet van de berg.” (Exod. 32:19) Het uitverkoren en uitgeredde volk had zich als een heidens volk gedragen en in beurtzang gezongen en gedanst rond de afgod van het gouden kalf.
De Bron: Beër (put)
Toen het volk verder trok passeerde het vele woestijnen. Maar God had via Mozes aan het volk water beloofd. Nadat zij het land Moab passeerden kwamen zij bij de bron Beër. “Dit is de bron, waarvan de HERE tot Mozes gezegd had: Vergader het volk, dan zal Ik hun water geven. Toen heeft Israël dit lied (sjirah) gezongen (sjir):
- Wel op, gij bron: zingt haar in beurtzang (anah) toe;
de bron die de vorsten groeven,
die de edelen des volks boorden,
met hun scepter, met hun staven.”
(Num. 21:16-19)
Wie dit lied gemaakt heeft weten we niet. Maar dit is het tweede lied waarvan we weten, dat het volk Israël het uit blijdschap zong. En straks in de toekomende tijd, als Israël is hersteld en woont in het land, zal het vervuld van dankbaarheid aan de HERE, de vreugde van zang en dans opnieuw meemaken: “Jonkvrouw Israëls. Opnieuw zult gij u tooien met tamboerijnen (toph) en uittrekken in vrolijke reidans (mechol).” (Jer. 31:4)
Voetnoten
- Musicologen verschillen van mening. Sommigen zeggen dat de kinnor snaren van gelijke lengte had en de nebel ongelijke, anderen beweren het omgekeerde. Toch is de algemene regel dat een harpinstrument met ongelijke snaren en neigt naar een driehoekige vorm een kinnor is en de nebel neigt naar een vierhoekige vorm en te herkennen is aan de gelijke snaren.
- Te zien in het Nationale museum in Bagdad
- Te zien in het Parijse Louvre
- www.webster.sk.ca/greenwich/EVIDENCE.HTM