Een krachtig werk
(vervolg)
Hoe krachtig mensen ook kunnen zijn, wanneer ze geen persoonlijke relatie hebben met God, zijn ze krachteloos in die dingen die God in de mens wil zien. Zij kunnen misschien bereiken wat zij willen, maar ze bereiken niet wat God wil. Zij leven naar hun eigen oude natuur en kunnen daarmee God niet behagen.
In Romeinen 8:8 staat: zij, die in het vlees zijn, kunnen God niet behagen.In dit vers staat een werkwoord dat van dunamis komt: dunamai. In de NBG-vertaling wordt dit woord vertaald met ‘kunnen’.
Letterlijk staat er in dit vers: ‘zij, die in het vlees zijn (= de natuurlijke mens, zij die Gods Geest niet hebben ontvangen) hebben niet het vermogen, de kracht – dunamai- om God te behagen’. Wanneer we een geestelijk mens zijn - dat is wanneer we de Geest wel hebben ontvangen - dan hebben we dus wel het vermogen en de kracht om God te eren in de dingen die Hij fijn vindt. Zo wordt een ‘Ik kan het niet’ een ‘U kunt het wel’:
U vraagt mij in Uw Woord als U te wandelen. Maar Heer, als ik U in uw volmaaktheid zie, dan ervaar ik schuld in zondig handelen. Want lieve Heer, ik kan het niet, ik kan het niet!
U vraagt mij in Uw Woord zo rein als U te wezen. Maar Heer, door mijn zonden doe ik U vaak verdriet. Dan kan ik in Uw Woord alleen het oordeel lezen. Want lieve Heer, ik kan het niet, ik kan het niet!
U vraagt mij zoals U te zijn op deze aarde. Maar Heer, Uw leven als het allermooiste lied zal ik toch nooit kunnen leven naar Uw waarde. Echt lieve Heer, ik kan het niet, ik kan het niet!
Maar in de hoop die ligt in heel Gods wezen antwoordde Hij: vergeet toch mijn beloften niet. Het is waar wat jij in Mijn Woord hebt gelezen. En inderdaad; jij kunt het niet, jij kunt het niet.
Maar daarom gaf Ik ook aan jou Mijn leven. Mijn genade is het oordeel voorbij gesneld. Alles wat je nodig hebt, heb Ik je toch gegeven? Vertrouw Mij maar: Ik kan het wel, Ik kan het wel!
Want nu jij jouw plaats in Mij hebt ingenomen en dit groeiend vertrouwen in Mij hebt gesteld zal Ik je blijvend Mijn genade betonen Opdat jij zult zeggen: U kunt het wel, U kunt het wel!
Naast de natuurlijke mens en de geestelijke mens, spreekt Paulus nog over ‘vleselijke mensen’ (1 Kor. 3:1-3). Dat zijn zij die wel over de kracht van God beschikken, omdat zij de heilige Geest hebben ontvangen, maar die kracht niet gebruiken en daar zich helemaal niet druk over maken. Zij staan ten diepste onverschillig t.o.v. het werk van Gods Geest. Wanneer ze zo staan t.o.v. Gods werk lijken ze op natuurlijke mensen.
Wanneer we het verlangen hebben om God te eren in alles wat Hij fijn vindt, dan zal dat alleen mogelijk zijn door geloof in wat God zegt in Zijn Woord. Want zonder geloof is het onmogelijk God welgevallig te zijn (Hebr. 11:6). Dit geloof in Gods Woord wordt gewekt door de Geest. Wanneer we onze verlangens bij God uitspreken in gebed, zal de Geest de kracht waarover wij beschikken, gebruiken om ons te sterken in dat geloof. Hij geeft het verlangen om Hem te eren en Hij geeft de mogelijkheden. Dit bedoelt Paulus met de uitspraak dat God het willen en het werken (energea) in ons uitwerkt (Filipp. 2:13). Paulus ervoer de werking van deze kracht in Zijn verkondiging van genade en geheimenis (Efe. 3:6). De uitwerking gaat zelfs boven ons bidden en besef uit (Efe. 3:20). Waar wordt deze kracht nu het diepste ervaren? Paulus´ antwoord: in de innerlijke mens.
Een krachtig mens
De innerlijke mens is een andere uitdrukking voor de ‘inwendige mens’ (NBG). De kracht in de innerlijke mens staat tegenover fysieke kracht en menselijke energie. Het is een innerlijke kracht tegenover de uiterlijke kracht. Het woord dat met ‘inwendig’ vertaald is, komt tien keer voor in het Nieuwe Testament, waarvan drie keer toegepast op een persoon. Om goed te verstaan wat de inwendige mens precies is, lezen we deze drie teksten:
- Romeinen 7:22 “want naar de inwendige mens verlustig ik mij in de wet Gods.”
- 2 Korintiers 4:16 “Daarom verliezen wij de moed niet, maar al vervalt ook onze uiterlijke mens, nochtans wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd.”
- Efeziers 3:16 “…opdat Hij u geve, naar de rijkdom zijner heerlijkheid, met kracht gesterkt te worden door zijn Geest in de inwendige mens.”
In Romeinen 7 refereert Paulus aan de wet van God die aanwezig is in de inwendige mens. In vers 23 noemt hij deze mens ‘mijn verstand’. Mijn verstand, zegt Paulus eigenlijk, dat aan de buitenkant niet zichtbaar is, zegt dat de wet goed is en omdat de wet goed is en van God komt kan ik mij daarin verheugen. Maar mijn verstand zal op een nieuwe manier moeten denken (Rom. 12:1,2); het moet vernieuwd worden door genade. Want door alleen met mijn verstand te beamen dat de wet goed is betekent dit nog niet dat ik in staat ben God te eren door deze wet te houden. Ik ben krachteloos, tenzij mijn innerlijk wordt verlost van de binding aan het vlees en de oude manier van denken waarin ik alles in eigen kracht moest doen…
In 2 Korintiërs 4 staat de inwendige mens – hier door de NBG vertaald met ´innerlijke mens´ – tegenover de uiterlijke mens. De innerlijke mens wordt van dag tot dag vernieuwd omdat de innerlijke mens op een nieuwe manier leert denken, namelijk vanuit de genade die ons geschonken is. Deze nieuwe manier van denken is mogelijk omdat we door Gods Geest gesterkt wordt met kracht in de innerlijke mens. De uiterlijke mens vervalt. De uiterlijke mens is ons lichaam waarin we wonen. Dit lichaam wordt, naarmate we ouder worden, steeds zwakker.
De inwendige mens waar Paulus over spreekt in Efeziers 3:16 correspondeert met het hart in de volgende tekst (vs. 17). Het is niet de nieuwe mens van Efeziers 2:15 of de Here Jezus in ons, maar het meest persoonlijke deel van ons leven: ons hart. We mogen ook stellen, onze ziel, wanneer we in de ziel onze verlangens, onze gedachten en onze gevoelens zien. Deze inwendige mens is de werkplaats van Gods Geest. In Romeinen 7 en 2 Korintiërs 4 wordt de mens als hulpeloos omschreven zonder de kracht van God. Daarom moeten we ook gesterkt worden met kracht door Gods Geest. Dit is Paulus´ gebed met het doel dat daardoor Christus in ons hart zal wonen door geloof.
Een krachtig geloof
Wat betekent dit wonen nu? Deze vraag is belangrijk, want we hebben in de vorige studie aangetoond dat God door Zijn Geest al in ons woont. Wij zijn zelfs met deze Geest verzegeld. Hoe kan Paulus nu bidden dat we met Gods kracht versterkt mogen worden door Zijn Geest in ons hart ´opdat Christus door het geloof in ons hart woning make?!´ Paulus gebruikt het woord ‘woning make’ (katoikeo) in zijn brieven driemaal (Efe. 3:17; Kol. 1:19 en 2:4): Het woord betekent: blijvende bewoning. Waar in de Kolossenzenbrief God in al Zijn volheid blijvend woont in Christus is het hier in Efeziërs 3:17 Christus die blijvend woont in de gelovigen. Wat Paulus bidt in Efeziërs 3:16,17 kan ook vertaald worden als: Dat de Geest je mag versterken in je innerlijk, zo, wanneer je bent versterkt, Christus daadwerkelijk mag wonen in je hart.
Dit versterken van ons hart heeft tot gevolg dat ons hart volledig beschikbaar is voor Christus die daarin wil wonen en werken. En dit wonen slaat niet op het binnenkomen van Christus in ons leven toen we gingen geloven en wedergeboren werden (Rom. 8:10; 2 Kor. 13:3,5; Gal. 2:20; Kol.1:27), maar op de diepe invloed die Christus nu kan uitoefenen in zijn liefde in onze gewoonten en ons gedrag. We geven ons hart aan Hem als een thuis voor Hem. Ons hart is ons binnenste en is synoniem aan de inwendige mens van vers 16. In dit hart kan Christus wonen opdat we met geestelijke ogen zullen zien waartoe we als kinderen Gods geroepen zijn (Efe. 1:18) . Met dit hart kunnen we de Heer van harte aanbidden (Efe. 5:19). Dit is het verschil met ongelovigen; door hun onwetendheid is hun hart verhard en kiezen ze om vervulling te vinden in dit leven (Efe. 4:18)!
Het is een persoonlijk bewonen van ons hart door Christus en staat tegenover het collectieve wonen van de gelovigen in Gods huis en het als gemeente een huis zijn voor God. Zo wordt Christus diep geworteld en gegrond in ons hart. Hij zal ons veranderen van binnenuit door de kracht die Hij ons geeft om ons hart te versterken. Zijn Geest zal ons binden aan Zijn liefde en Zijn liefde bindt ons als gelovigen samen in één Lichaam. Dit gaat boven kennis uit en reikt tot de volheid van Gods wezen!
Samenvattend is de kracht van Gods Geest in Efeziërs 3:16 het vermogen, de potentiële kracht, de capaciteit die God in ons legt om onze innerlijke mens op Hem af te stemmen en daarin versterkt te worden opdat Hij in alle delen van ons leven diep geworteld en gegrond mag worden. De uitwerking van die kracht is gerelateerd aan wat we kunnen en willen geloven. Zo wordt ons geloof een krachtig geloof dat vernieuwing najaagt van de binnenkant en tegelijk in alle rust mag ontdekken hoe God met onze binnenkant aan het werk gaat.
Nu kan ik geloven Heer
dat U zelfs in al mijn falen
tot Uw doel komt en Uw eer
ook in mij nog kunt behalen.
Nu kan ik vertrouwen Heer
dat U zelfs in al mijn pogen
Uw weg gaat en mij weer
leidt tot het U verhogen.
Nu mag ik beleven Heer
dat U diep in mij wilt wonen
en Uw genade keer op keer
in mijn zwakheid zal betonen.