Sichem
De tweede keer dat in de grondtekst ´behagen´ voor komt is in Genesis 34, vers 19: “En de jongeman (Sichem) draalde niet dit te doen, want hij had behagen in de dochter van Jacob en hij was de aanzienlijkste in zijn gehele familie.” De nadruk valt hier op zijn persoon.
Om de betekenis hiervan te vatten moeten we weer de context onderzoeken. We gaan daarom verder met de geschiedenis van Jacob – Israël – waar we gebleven waren, direct na zijn indrukwekkende belevenissen met God, en zijn verzoening met Ezau.
Ezau biedt aan om Jacob te begeleiden op zijn verdere tocht. Jacob wijst dit af met als argument dat de kudde het tempo niet zou kunnen volgen. Hij zegt: “Mijnheer trekke toch vóór zijn knecht uit en ik wil op mijn gemak verder trekken naar de tred van het vee, dat vóór mij uitgaat, en naar de tred van de kinderen, totdat ik naar mijn heer in Seïr kom.” Ook het aanbod van Ezau, dat een aantal van zijn mannen Jacob zou begeleiden, slaat hij af. Jacob zei dat hij naar Seïr zou komen, maar dat blijkt hij helemaal niet te doen. Jacob trekt hier alweer zijn eigen plan: Ezau ging zijns weegs, “Maar Jacob brak op naar Sukkoth, en bouwde zich daar een huis(!) en voor zijn kudde maakte hij hutten. Daarom noemde hij die plaats Sukkoth” (Gen. 33:17).
We bespeuren hier al weer, zó kort na zijn worsteling met God, en zijn verzoening met Ezau, dat Jacob doet waar hij zelf zin in heeft. Hij bouwt zichzelf een huis, in plaats van dat hij het huis van God zoekt, en voor zijn dieren maakt hij loofhutten. God stelt later voor het volk Israël het loofhuttenfeest in: zij moeten 7 dagen “vrolijk zijn voor het aangezicht van de HERE” en in loofhutten wonen. (Lev. 23:40-43). Jacob gaat ook helemaal niet naar Ezau in Seïr, zoals hij gezegd had. En over zijn vader Izak, die nog leeft, lezen we hier niets. God had hem Israël genoemd, maar de Bijbeltekst gaat door met te spreken over Jacob!
Jacob komt uiteindelijk vlak bij Sichem, en hij vestigt zich ten Oosten van de stad (dat is: in de richting van de woonplaats van God). Hij koopt zich daar het stuk grond waar hij zijn tent opgeslagen had. Hij denkt dat hij er is.
Hij dacht zelfs aan God, richtte een altaar op, en noemde dat: de God van Israël is God (Gen 33:20). Hij noemde zichzelf Israël!
In het volgende hoofdstuk, Genesis 34, zien we hoe dit zich ontwikkelt, en hoe rampzalig het afloopt.
Dina, de dochter van Lea, de eerste vrouw van Jacob, gaat op bezoek bij de meisjes van Sichem. Sichem, de zoon van de vorst van het land, de kroonprins, werd legde het aan met Dina en verkrachtte haar. Hij hield veel van haar en vroeg aan zijn vader Hemor om haar tot vrouw te nemen. Jacob hoorde van de verkrachting, maar wachtte met dit aan zijn zonen, die met de kudde in het veld waren, te vertellen. Hemor ging tot Jacob om hem te spreken. Intussen hadden de zonen van Jacob het gehoord en kwamen thuis. Zij waren zeer boos. Er ontstaat een ´gesprek´. Hemor en Sichem vragen toestemming voor het huwelijk, en doen verregaande concessies. Zij willen de hoogste prijs betalen. Zij stellen verbroedering voor, en stellen hun land open. De zonen van Jacob stellen zich schijnbaar meegaand op, echter met de bedoeling hen te doden. Zij stellen voor dat alle mannen van Sichem zich laten besnijden. Hemor en Sichem gaan hier grif op in, en dan lezen we in Genesis 34, vers19: “En de jonge man draalde niet dit te doen, want hij had behagen in de dochter van Jacob en hij was de aanzienlijkste in zijn gehele familie.”
Hemor en Sichem gaan terug naar hun stad om de mannen over te halen om zich te laten besnijden, met als vooruitzicht: verbroedering, hun kudden zullen onze kudden zijn, één volk worden. Dat lukt en zij laten zich besnijden. Na drie dagen, als zij er het slechtst aan toe zijn, pakken Simeon en Levi hun zwaard en doden alle mannen en nemen Dina uit het huis van Sichem weer mee naar huis. Daarna plunderen de zonen van Jacob Sichem en nemen vrouwen, kinderen, vee en huisraad mee als buit.
Als alles gebeurd is komt Jacob aan het woord (Gen. 34:30). Hij heeft het alleen over zichzelf, en beschuldigt zijn zonen dat zij door hun actie zijn toekomst hebben bedorven. In één vers komen acht keer de woorden mij, ik, en mijn voor. De zonen antwoordden: “Mocht hij soms onze zuster als een hoer behandelen?” De familie is volledig ontregeld. Voor Jacob is de situatie levensbedreigend geworden. Een sprekend voorbeeld van de situatie waarin Israël nu verkeert!
In het volgende vers lezen we dat God weer tot Jacob gaat spreken: “En God zei tot Jacob: Maak u reisvaardig, trek naar Bethel, blijf daar, en richt er een altaar op voor de God, die u verschenen is, toen gij vluchtte voor uw broeder Ezau” (Gen. 35:1). Bethel betekent: huis van God, en dat is wat anders dan het huis dat Jacob zelf bouwde, op de plaats die hij uitkoos. Dit heeft grote gelijkenis met de keus van Lot. Een altaar op die plaats om God te dienen kan ook niet. Jacob luistert en neemt actie: “Toen zei Jacob tot zijn huis, en tot allen die bij hem waren: Doet weg de vreemde goden die in uw midden zijn, reinigt u en verwisselt uw klederen. Laten wij ons gereed maken en naar Bethel trekken, en ik zal daar een altaar oprichten voor die God, Die mij geantwoord heeft ten dage van mijn benauwdheid en Die met mij geweest is op de weg die ik gegaan ben.”
Eindelijk gaat de terafim (afgod), die Rachel van haar vader meegenomen heeft, de deur uit. Jacob belijdt ook dat God met hem geweest is “op de weg die ik gegaan ben”, ondanks zijn misstappen dus!
Jacob bouwt een altaar in Bethel, en God verschijnt nogmaals aan Jacob, de laatste maal. We lezen (Gen. 35:10): “En God zei tot hem: Gij heet Jacob; gij zult niet meer Jacob heten, maar Israël zal uw naam zijn. En hij noemde hem Israël.” En God herhaalt daar Zijn beloften betreffende zijn nageslacht en het land. Tenslotte lezen we (vs. 13): “En God voer op van hem ter plaatse waar Hij met hem gesproken had.”
Simeon en Levi
De derde keer dat het woord ´behagen´ voor komt, is in Genesis 49, waar Jacob zijn zonen zegent. In vers 5-7 lezen we: “Simeon en Levi zijn broeders; hun gereedschappen zijn werktuigen van geweld. Mijn ziel hebbe geen deel aan hun beraadslaging, mijn geest sluite zich niet aan bij hun vergadering, want in hun toorn hebben zij mannen gedood en in hun moedwil hebben zij runderen de pezen doorgesneden. Vervloekt zij hun toorn, want die is hevig en hun grimmigheid, want die is hard. Ik zal hen verdelen onder Jacob en verstrooien onder Israël.”
Moedwil is hier de vertaling van het Hebreeuwse woord voor ´behagen´: zij stelden er een behagen in, zij leefden zich uit. Israël zit nu nog steeds in een geweldsspiraal (door de Simeons en Levi’s), maar Jacob vervloekt dit.
Deze teksten slaan terug op de gebeurtenissen bij Sichem in verband met Jacobs dochter Dina, waarover reeds eerder gesproken.
Deze gebeurtenissen waren een uitvloeisel van Jacobs verkeerde keus, die leek op die van Lot. Hij verkoos om niet als vreemdeling te vertoeven in het land van de belofte. Ook een belangrijke les voor ons in onze situatie in deze tijd, waarin de zaken veel duidelijker, maar ook geheel anders liggen: ons burgerschap is in de hemel (Fil. 3:20); wij behoeven hier niet in te burgeren! Wereldgelijkvormigheid behoort niet in ons woordenboek te staan (Rom. 12:2).
Samenvatting en bevestiging
Het gaat in de eerste drie teksten met het woord ´behagen´ over het behagen van mensen in iemand of iets: van Ezau in Jacob, van Sichem in Dina, en van Simeon en Levi in geweld.
Het komt hier voort uit de menselijke natuur, het heeft met de zintuigen te maken. We zien de mens in zijn natuurlijk handelen, gericht op zelfbehoud, vertrouwend op eigen kracht en inzichten, eigen normen en waarden zou je zelfs kunnen zeggen. In dat handelen wil hij de doelstellingen bereiken die hem bevallen. Daarin wil hij zijn natuurlijke verlangen bevredigen.
Het liep niet goed af: Jacobs eigen kracht werd gebroken, maar uiteindelijk keerde dat toch ten goede in de kracht van God. Sichem vond de dood, met alle mannen van de stad, Simeon en Levi brachten het bestaan van Jacob en zijn zonen als vreemdeling in het land in gevaar, en Jacob komt hier bij het uitspreken van de zegen op terug: hun toorn wordt vervloekt en zij worden verdeeld onder Jacob en verstrooid onder Israël. Simeon wordt niet meer genoemd als stam in het toekomstige Israël (Deut. 30).
De belangrijke les hieruit is: Gaan in eigen (natuurlijke) kracht (gaven), naar eigen behagen, leidt niet tot resultaat, wordt niet gezegend. We kunnen er lang of kort over praten, duidelijk is het wel! Daarentegen, gaan in Gods kracht leidt tot het doel, zoals het voorbeeld van Jacob laat zien!
Het natuurlijke welbehagen van een mens is zonder vrucht (ijdel). Paulus zegt: “Want zij, die naar het vlees zijn, hebben de gezindheid van het vlees, en zij, die naar de Geest zijn, hebben de gezindheid van de Geest. Want de gezindheid van het vlees is de dood, maar de gezindheid van de Geest is leven en vrede. Daarom dat de gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens, het kan dat ook niet: zij die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen” (Rom. 8:5-8).