Levensvragen
´Waarom besta ik?´, ´Wat is het doel van mijn leven?´, ´Waarom ben ik hier?´, en soortgelijke vragen stellen wij regelmatig tijdens ons leven. Dit kan op de meest vreemde momenten gebeuren. Misschien stelt de één zichzelf zo´n vraag, juist op het moment dat alles goed in zijn leven loopt. Terwijl bij de ander een dergelijke vraag juist in de diepste crisis komt boven drijven. Hoe het ook zij, het is een menselijke vraag, die zo menselijk is, dat er een hele wetenschap op gefundeerd is, namelijk de filosofie.
Ook de Bijbel gaat in op deze vraagstukken. Zo zegt Salomo aan het begin van het boek Prediker: "Ik, Prediker, was koning over Israël te Jeruzalem; en ik zette mijn hart erop om na te vorsen en onderzoek te doen naar de wijsheid in alles, wat onder de hemel geschiedt. Dat is een kwade bezigheid, die God aan de mensenkinderen gegeven heeft om zich daarmee te kwellen" (Pred. 1:12-13). En even verderop is hij nog veel duidelijker, wanneer hij aangeeft met welk doel hij zichzelf op de proef stelt: "…totdat ik zou ontwaren, wat de mensenkinderen het beste kunnen doen onder de hemel gedurende de weinige dagen van hun leven" (Pred. 2:3b).
Uit deze eerste verzen van dit bijbelboek, is duidelijk op te maken waar Prediker mee aan de slag wil. Hij wil het leven en de zin er van onderzoeken. In dit artikel willen wij bekijken hoe hij dit doet en wat voor lessen wij er voor onszelf in deze tijd uit kunnen leren.
Opbouw van het gedeelte
Als wij Prediker 1:12 t/m 2:26 nader bekijken, dan valt op dat er een zekere opbouw in te vinden is. Laten wij eens kijken hoe deze er uit ziet en wat de verschillende delen ons leren:
Hoofdstuk 1:12-15 > Inleiding op het betoog, overzien van het leven
In deze inleidende verzen gaat Prediker na wat "de wijsheid in alles, wat onder de hemel geschiedt" is. Hij kijkt daarbij naar alles wat er op aarde (´onder de zon´) gedaan wordt en komt al direct tot de conclusie dat alles ijdelheid en najagen van wind is. Vervolgens kijkt Prediker terug op zijn leven en op wat hij gedaan heeft. Hij komt tot de constatering dat hij zeer rijk en wijs geworden is. Om vervolgens tot de conclusie te komen dat in veel wijsheid veel verdriet ligt.
Hoofdstuk 2:1-3 > 1e Vraagstelling
Nu begint Prediker met zijn vraagstelling. Hij zoekt de zin van het bestaan in werken en plezier, met veel wijn erbij. Hij hoopt hiermee te ontdekken wat de mens gedurende zijn bestaan hier op aarde het beste kan doen.
Hoofdstuk 2:4-10 > 1e Onderzoek
Na zijn vraagstelling, stelt Prediker een praktisch onderzoek in door hard te werken en veel plezier te maken. Het lijkt hem in eerste instantie winst op te leveren: "En niets dat mijn ogen wensten, ontzegde ik ze, noch hield ik mijn hart van enige vreugde terug, ja, mijn hart verheugde zich over al mijn zwoegen, en dit was wat al mijn gezwoeg mij opleverde" (Pred. 2:10).
Hoofdstuk 2:11 > 1e Bevinding
Wanneer Prediker echter met meer aandacht op zijn werk terug kijkt, komt hij met een vernietigend oordeel: "…zie, alles was ijdelheid en najagen van wind, en er is geen voordeel onder de zon."
Hoofdstuk 2:12-15a > 2e Onderzoek
Vervolgens stelt Prediker een tweede onderzoek in. Hierin zoekt hij zijn heil in de wijsheid. Hij ziet winst in het streven naar wijsheid tegenover dwaasheid: "Wel ontwaarde ik, dat de wijsheid haar voordeel heeft boven het onverstand, zoals het licht zijn voordeel heeft boven de duisternis: de wijze heeft ogen in zijn hoofd, maar de dwaas wandelt in de duisternis…" (Pred. 2:13-14a). Maar toch komt hij er tijdens het onderzoek ook op uit dat zowel de wijzen als de dwazen uiteindelijk hetzelfde lot treffen: ze sterven.
Hoofdstuk 2:15b-16 > 2e Bevinding
Prediker ziet in dat ook de wijsheid niet de ware levensvervulling brengt. Zowel de dwaze als de wijze worden na hun dood spoedig vergeten.
Hoofdstuk 2:17-19 > 1e Conclusie
Op grond van zijn eerste bevindingen komt Prediker tot een deprimerende conclusie: "Daarom kreeg ik een afkeer van het leven, want kwaad scheen mij het werk, dat onder de zon geschiedt: het is alles ijdelheid en najagen van wind" (Pred. 2:17). Hij acht alles wat hij gedaan heeft tijdens zijn leven compleet zinloos.
Hoofdstuk 2:20-23 > 2e Vraagstelling
Vanuit zijn eerste conclusie komt Prediker tot een nieuwe vraag: "Wat toch heeft een mens voor al zijn zwoegen en voor het streven van zijn hart, waarmee hij zich aftobt onder de zon, wanneer hij gedurende al zijn levensdagen zijn werk doet in smart en verdriet, en zelfs des nachts zijn hart geen rust vindt?" (Pred. 2:22-23) Wat Prediker zich hier eigenlijk afvraagt, is waarom wij zoveel inspanningen in het leven verrichten, terwijl ons dit uiteindelijk geen zinvervulling, en dus rust, geeft.
Hoofdstuk 2:24-26 > 2e Conclusie
Om een antwoord op zijn tweede vraag te krijgen, hoeft Prediker niet allerlei onderzoeken en bevindingen te doen. Hij komt direct tot een conclusie en komt bij God uit. Alsof Prediker wil zeggen dat de ware wijsheid niet te vinden is in menselijk geploeter en menselijke wijsheid. Eén van de conclusies die Prediker trekt, is de volgende: "De mens heeft het niet in zijn macht om te eten en te drinken en zich te goed te doen bij zijn zwoegen; dit heb ik wel ontwaard, dat het van de hand Gods komt. Want wie kan eten en wie kan iets genieten buiten Hem?" (Pred. 2:24-25). Prediker ziet uiteindelijk in dat het leven slechts dan zin heeft wanneer men zich aan God onderwerpt. God is de drijvende kracht achter alles wat de mens doet en ontvangt.
Zijn de bevindingen van Prediker een blauwdruk voor ons leven?
Het zou natuurlijk mooi zijn als wij zo direct de conclusies van Prediker over konden nemen en konden toepassen op ons leven. Dit kan echter niet, omdat Prediker onder een andere heilsbediening leefde dan wij. Prediker leefde onder de wet, wat onder andere in de conclusie van Prediker 2:26 terug te zien is: "Want aan een mens die Hem welgevallig is, geeft Hij wijsheid, kennis en vreugde; maar hem die niet welgevallig is, geeft Hij de taak om te verzamelen en bijeen te brengen, ten einde dit te geven aan wie Gode welgevallig is." Opmerkelijk zijn de woorden die hier op volgen en tevens het slot van het betoog vormen: "Ook dit is ijdelheid en najagen van wind." Zolang Israël nog onder de wet leefde en Christus nog niet was gekomen, was alles besloten onder de zonde (Gal. 3:22). Alles was, op zichzelf genomen, bestemd tot niets. Dit principe is duidelijk terug te zien wanneer wij Prediker 1:15 naast twee passages uit Lukas leggen:
"Het kromme kan niet recht zijn en het ontbrekende kan niet geteld worden." (Pred. 1:15)
"…en de krommingen zullen recht en de oneffen wegen vlak worden, en alle vlees zal het heil Gods zien." (Luk. 3:5b-6)
"Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden." (Luk. 19:10)
Naast het feit dat Prediker onder een andere heilsbediening leefde, was hem natuurlijk ook nog niet geopenbaard, wat ons nu wel geopenbaard is. Prediker kende slechts de Thora. Wij kennen de gehele Schrift, inclusief de verkondiging van de boodschap van het geheimenis, welke niet gegrond is op eigen werken, maar op genade.
Een ander punt waarin Prediker verschilde van ons, is dat hij alles vanuit de positie ´onder de zon´ en ´onder de hemel´ beschouwt (Pred. 1:14, 2:3, 2:11, 2:17, 2:19, 2:20, 2:22). Dit is niet de positie van waaruit wij ons leven dienen te bekijken. Paulus zegt immers in Kolossenzen 3:3 dat ons leven met Christus verborgen is in God. Dat is niet onder de zon, maar boven de zon in de allerhoogste hemel!
Hoe doen wij dan ons levensonderzoek?
Als Prediker dan niet de blauwdruk voor onze zoektocht naar zingeving vormt, hoe doen wij dan wel het onderzoek hier naar? In dit opzicht mag datgene wat in 2 Tiimoteüs 3:16-17 (SV) staat, leidend voor ons zijn: "Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is; opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust."
Wij mogen hier het begrip ´Schrift´ opvatten als de gehele Bijbel. Het onderricht hieruit brengt ons in een positie die het tegenovergestelde van ´ijdel´ is, namelijk een positie van ´volmaakt´ zijn. Ons leven komt zodoende tot zijn doel en heeft zin. De wegen die hier naar toe leiden worden in vier begrippen beschreven, namelijk ´lering´, ´wederlegging´, ´verbetering´ en ´onderwijzing´. De eerste twee begrippen duiden op theoretisch onderwijs, de laatste twee op praktisch onderwijs. Het begint dus met de theorie (Bijbelstudie) en het wordt gevolgd door de praktijk (het dagelijks leven).
De Bijbel geeft ons antwoord op de vraag wat de zin van ons leven is en ontstijgt daarbij, als zijnde het woord van God, ieder beperkt menselijk denken. Daarbij heeft de Bijbel zeggenschap van de kleinste principes tot de grootste vragen. De Bijbel is niet alleen het fundament van onze wereld- en levensbeschouwing. Het vormt ook de gids die ons door het leven wil leiden en een leidraad is voor allerhande vragen en problemen. Natuurlijk dienen wij bij het gebruik van de Bijbel wel rekening te houden met de specifieke hoop, positie en roeping die God ons gegeven heeft.
Overigens mogen wij wel leren van de wijze waarop Prediker zijn onderzoek deed. Hij dacht niet alleen na, maar kwam juist ook proefondervindelijk tot een aantal bevindingen en conclusies. Wellicht kunnen wij ook een aantal dingen over ons leven ontdekken, juist door het leven te leven en het te ervaren. Daarbij mag de Bijbel uiteraard een leidraad zijn om houvast te bieden en een basis om op terug te vallen.
Wat is dan de zin van ons leven?
Wij kunnen in dit artikel uiteraard niet bij alle levensvragen stil staan. Maar het is toch wel goed om in ieder geval op één fundamentele vraag een antwoord te geven, namelijk: ´Wat is de zin van ons leven?´ Dat deze vraag fundamenteel is, blijkt overigens niet uit de reactie van veel gelovigen hierop. Deze varieert namelijk van: ´Dat weet ik niet´, ´Doe niet zo zwaar´, ´Dat vind ik moeilijk te zeggen´, ´Nooit over nagedacht´ tot ´Gezond en gelukkig zijn?´ Als je christen bent en Christus dus de kern van je bestaan vormt, hoe kun je dit dan niet weten? Hier zien wij het verschil tussen geloof uit traditie en werkelijk geloof. Wie uit traditie gelooft, zegt dat hij gelooft. Wie uit geloof gelooft, weet wat hij gelooft.
Wij staan nu stil bij een drietal passages die ons zo mooi en duidelijk vertellen waarvoor wij (als gelovigen) leven:
Romeinen 14:7-8 "Want niemand onzer leeft voor zichzelf, en niemand sterft voor zichzelf; want als wij leven, het is voor de Here, en als wij sterven, het is voor de Here. Hetzij wij dan leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren."
Deze verzen maken nog wel het meest duidelijk waar het bij een gelovige om draait in zijn leven. Wij leven niet voor onszelf, maar sterven ook niet voor ons zelf. Ons leven in het vlees, hoeft geen leven naar het vlees te zijn, maar mag een leven in de kracht van de geest van onze nieuwe natuur zijn, die wij in Christus hebben ontvangen. Dit leven beperkt zich niet tot dat wat onder de zon is, maar wordt gevoed door Christus, Die boven mensheid, schepping en dood verrezen is. Hierdoor houdt ons bestaan niet op met de dood, maar komt het juist door de dood heen tot zijn doel in de opstanding van Christus. Kortom, voor de gelovige is het leven voor God door Christus het uiteindelijke doel.
Kolossenzen 3:3-4 "Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God. Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid."
Dit gedeelte gaat nog wat verder dan het voorgaande. Daarnaast bepaalt het ons ook direct bij de hoop, positie en roeping van ons als gelovigen in deze tijd. Wij zijn met Christus in God boven deze kosmos geplaatst. Daar zal ook onze bestemming zijn na het sterven. Nu is dat hemelse leven nog onzichtbaar. Maar op het moment dat Christus zichtbaar wordt, zal het leven dat wij in Hem hebben ook zichtbaar worden. De betrekkelijkheid en vergankelijkheid van dit leven, zal dan verleden tijd zijn en wij zullen delen in heerlijkheid. Wat betekent dit alles voor nu? De voorgaande verzen in Kolossenzen maken dit heel duidelijk: "…zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn." Het aardse leven van nu, staat in dienst van het hemelse leven van straks.
Efeze 5:17-21 "Weest daarom niet onverstandig, maar tracht te verstaan, wat de wil des Heren is. En bedrinkt u niet aan wijn, waarin bandeloosheid is, maar wordt vervuld met de Geest, en spreekt onder elkander in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, en zingt en jubelt de Here van harte, dankt te allen tijde in de naam van onze Here Jezus Christus God, de Vader, voor alles, en weest elkander onderdanig in de vreze van Christus."
Hier wordt een algemeen principe gegeven ten aanzien van hoe wij ons aardse leven naar hemelse maatstaven in kunnen vullen: "Weest daarom niet onverstandig, maar tracht te verstaan, wat de wil des Heren is." In het aardse leven van nu draait het er om dat wij de wil van de Heer leren verstaan. Dat blijft uiteindelijk niet beperkt tot slechts theoretisch kennen, maar mag ook uitwerken op onze praktische wandel, wat in deze verzen ook terug te zien is.
Vanuit deze passages wordt in ieder geval in grote lijnen duidelijk wat de zin van ons leven is. Prediker omschrijft dit voor wat betreft zijn tijd als volgt: "Van al het gehoorde is het slotwoord: Vrees God en onderhoud zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen. Want God zal elke daad doen komen in het gericht over al het verborgene, hetzij goed, hetzij kwaad" (Pred. 12:13-14). Voor ons, die leven uit genade en reeds zekerheid van behoud hebben, ligt dit anders. Het doel van ons leven is, om ter voorbereiding op ons zekere hemelse leven, de Heer te leren kennen en naar Zijn wil te (leren) leven.
…wandelt als kinderen des lichts (…) en toetst wat de Here welbehagelijk is (Efe. 5:8-10).