Onrecht
Iedere dag worden wij er mee geconfronteerd. Je hoeft 's ochtends maar de krant op te slaan of de televisie aan te zetten, of het komt op je af: 'Man jaren onterecht vast voor moord', 'Banken onderuit, spaarders al hun geld kwijt', 'Zedendelinquent vrij door fout justitie', 'Vliegtuig stort neer door gebrekkig onderhoud', 'Politiek komt beloften niet na' en ga zo maar door.
Maar niet alleen verder van ons af worden wij geconfronteerd met onrecht, ook heel dicht bij, in onze eigen levens is dit het geval. Verwaarlozing en mishandeling in onze jeugd, verlies van geliefden, onterecht ontslag, slepende ziekte en problemen met onze kinderen. Al deze zaken en meer kunnen als onrecht ervaren worden. Daarbij hoeft er niet eens altijd een direct aanwijsbare dader te zijn. Ook als tijd en toeval ons meedogenloos treffen, kan dit als onrecht ervaren worden.
Prediker herkent dit en schrijft hierover in zijn boek: "Voorts aanschouwde ik onder de zon de plaats des rechts: daar heerste het onrecht; en de plaats der gerechtigheid: daar heerste het onrecht." (Pred. 3:16) en "Wederom aanschouwde ik alle onderdrukkingen die onder de zon geschieden, en zie: tranen der onderdrukten, en zij hadden geen trooster; maar aan de zijde hunner onderdrukkers was macht; en zij hadden geen trooster." (Pred. 4:1).
Maar wij zijn niet alleen slachtoffers van onrecht. Wij zijn er ook vaak de veroorzakers van. Dit laatste punt moffelen wij meestal liever weg. Toch kunnen wij er niet omheen. En dat wij daders van onrecht zijn, is ten diepste nog tragischer dan dat wij slachtoffers zijn. Je veroorzaakt dubbel leed: aan de ander, maar ook aan jezelf.
Wat is onrecht?
Wie in de bijbel nagaat wat onrecht is, komt al gauw tot de volgende conclusie: onrecht is een tekort gedaan worden, maar bovenal is het schuld en alles wat uit schuld voortkomt. Wie de ander onrecht aandoet, doet de ander tekort. Hij geeft de ander niet wat hem gegeven zou moeten worden of neemt zelfs van hem af. Hiermee doet de dader van het onrecht niet alleen de ander tekort, maar ook zichzelf. Hij maakt zichzelf een schuldenaar ten opzichte van de ander. Maar niet alleen zichzelf en de ander worden tekort gedaan, bovenal wordt God tekort gedaan.
Dat wij allemaal van nature schuldenaars zijn, die de ander, maar bovenal God tekort doen, blijkt wel uit hetgeen Paulus in Rom. 3:10-12 schrijft: "Niemand is rechtvaardig, ook niet een, er is niemand, die verstandig is, niemand, die God ernstig zoekt; allen zijn afgeweken, tezamen zijn zij onnut geworden; er is niemand, die doet wat goed is, zelfs niet één."
Wij kunnen van onrecht dan ook niet anders zeggen dan dat het lijnrecht staat tegenover wat God van ons vraagt en verwacht en Wie Hij is. Het staat ook lijnrecht tegenover datgene waar Christus voor staat en waarvoor Hij gekomen is. Zo lezen wij in de Messiaanse Psalm 45 het volgende: "Gij hebt gerechtigheid lief en haat goddeloosheid {onrecht, red.}; daarom heeft, o God, uw God u gezalfd met vreugdeolie boven uw metgezellen…"
God en, in Hem, Christus haten dus onrecht. Dit is zo enerzijds een aanklacht tegen ons, zoals wij ook al in Romeinen 3 konden lezen. Anderzijds biedt het ook hoop en troost. Zo onrechtvaardig als deze wereld nu is, zo heeft God het niet bedoeld. Ook is het niet overeenkomstig Gods wil dat wij getroffen worden door onrecht en al het lijden dat er aan verbonden is. Vanuit Gods optiek kan het dus alleen maar beter.
Het is in dit opzicht niet verwonderlijk dat juist ook in het eerder aangehaalde Romeinen 3 een weg tot gerechtigheid gewezen wordt. Maar voordat op deze weg gewezen wordt, wordt de mens eerst nog wel even met de neus op de feiten gedrukt: "Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods…" om dan te vervolgen met "…en worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus." De onrechtvaardige mens wordt voor rechtvaardig gerekend op grond van een onverdiende gunst. Zijn eigen kleine geloof mag inhaken op het volkomen geloof van Christus. Het is dit grote geloof van Christus dat voor God rechtvaardig is. Omdat het kleine geloof van de mens hieraan verbonden is, wordt het als rechtvaardig gerekend.
Is hiermee al het leed en alle pijn uit de wereld? Is het dan ook zo dat een gelovige christen zowel geen dader als slachtoffer meer is van onrecht? Nee, dit is zeker niet het geval. Ondanks dat wij gerechtvaardigd zijn, leven wij nog wel in een onrechtvaardige schepping en in een zondig vlees. Rampen, oorlogen, persoonlijke tragedies, ziekte, dood, etc. zijn ook voor een gelovige nog gewoon aan de orde van de dag.
Waarom ervaren wij als gelovigen nog onrecht?
In sommige kerken en gemeenten wordt geleerd dat gelovigen geen onrecht hoeven te ervaren in hun leven. Wie goed gelovig (beter gezegd: 'goedgelovig') is, blijft gevrijwaard van ziekte, armoede en andere ellende. Wie op zo'n danige wijze redeneert, past de wet en de verbonden die aan Israël gegeven zijn onterecht op zichzelf toe en doet dit ook nog eens niet op de juiste wijze. Want spreekt Prediker, die onder de wet leefde, niet de volgende woorden: "Alles is gelijk voor allen, eenzelfde lot treft de rechtvaardige en de goddeloze, de goede en de reine, alsook de onreine; hem die offert, en hem die niet offert; het gaat de goede evenals de zondaar, hem die zweert, als hem die de eed schuwt." (Pred. 9:2).
Wie op een nuchtere manier naar mens en samenleving kijkt, zal niet anders dan tot dezelfde conclusie komen als Prediker. Onrecht treft allen, of je nu goed doet of niet, of je gerechtvaardigd bent in Christus of niet.
Maar waarom moeten zowel gelovigen als ongelovigen onrecht en lijden in hun leven ervaren? Wat is het nut, wat is de zin er van? Wij geven hier in dit artikel geen volledig, maar wel een gedeeltelijk antwoord op. Kijk maar eens mee naar wat er in Pred. 3:18-21 staat: "Ik zeide bij mijzelf: Wat de mensenkinderen betreft, God wil hen schiften en laten zien, dat zij eigenlijk dieren zijn. Want het lot der mensenkinderen is gelijk het lot der dieren, ja, eenzelfde lot treft hen: gelijk dezen sterven, zo sterven genen, en allen hebben enerlei adem, waarbij de mens niets voor heeft boven de dieren; want alles is ijdelheid, alles gaat naar een plaats, alles is geworden uit stof, en alles keert weder tot stof. Wie bemerkt, dat de adem der mensenkinderen opstijgt naar boven en dat de adem der dieren neerdaalt naar beneden in de aarde?"
Prediker laat hier zien dat de mens onder de zon en God buiten beschouwing latend, niet meer is dan een dier. Natuurlijk zien wij ons hier als mensen dan als een trotse leeuw. Echter, het lijkt hier aannemelijker, dat als wij hier voor een dier moeten kiezen, dit een kakkerlak is. Zoals kakkerlakken leven, zo leven ook de mensen. Kakkerlakken komen, er worden er wat vertrapt, er blijven er nog heel veel over en er komen weer dubbel zoveel bij. Wanneer je van boven op aarde zou neerkijken, dan zou dit er ten aanzien van de mensen ook zo uitzien. Het lot van de mens zonder God is dus als de dieren. Hij wordt geboren, hij leeft, hij sterft en dat is het dan.
Prediker laat zien dat de mens God nodig heeft om uiteindelijk boven de dieren uit te stijgen. De levensgeest van de mens stijgt dan weliswaar na het sterven op naar God, maar het is wel God die er wat mee moet doen, wil de mens weer tot leven komen. De mens moet zich afhankelijk van God op stellen en zich aan Hem onderwerpen. Pas als hij dat doet, heeft zijn bestaan een perspectief dat boven de dood uitstijgt.
Het is in dit opzicht dat Prediker de gelovigen in zijn tijd waarschuwt. Allereerst doet hij dit in Pred. 3:17: "Over de rechtvaardige en de onrechtvaardige zal God gericht oefenen, want er is voor elke zaak en voor elk werk een bestemde tijd.". Vervolgens doet hij dit ook in Pred. 12:14: "Want God zal elke daad doen komen in het gericht over al het verborgene, hetzij goed, hetzij kwaad.".
Maar hoe gaat deze boodschap in deze tijd op? Wij moeten beseffen dat Prediker onder de wet leefde. Toch schreef hij ook algemene waarheden, geldend onder meerdere bedelingen. Voor wie God niet kende, niet wilde kennen of slechts zijdelings kende, zal daar aan het einde van deze aioon het rechtvaardig oordeel Gods zijn waar Paulus in Rom. 2:1-11 over spreekt. Voor ons is er een hogere weg. Wie gelooft in de verrezen en verheerlijkte Christus Jezus, met hem afgestorven en met hem opgewekt is, mag weten dat hij na zijn sterven direct met Christus in God verenigd wordt door de uitopstanding. Wie daar bovenop nog de goede strijd van het geloof strijdt, mag straks ter vergelding de krans der rechtvaardigheid ontvangen.
Hoe nu verder?
Wij hebben gezien dat wij in een onrechtvaardige wereld leven waarin wij zowel slachtoffers als daders zijn van onrecht. Zelf als een gelovige zich gerechtvaardigd weet in Christus Jezus, heeft hij nog met onrecht te maken, zowel als slachtoffer als dader. Hoe gaan wij hiermee om?
Laten wij eerst eens kijken naar onszelf als dader van onrecht. Ondanks dat wij ons als gelovigen reeds behouden weten en dat onze daden hier niets meer aan af kunnen doen, moeten wij ons afvragen of wij toch ook niet het onrecht uit ons leven weg moeten doen. Of zoals Paulus in Rom. 6:1-2 zegt: "Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven?" en in Rom. 12:1: "Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst." Wat let ons om de liefde weg te geven die God ons door Zijn Zoon Jezus Christus heeft gegeven? Wij zouden hier nog heel veel over kunnen schrijven. Echter, dit heeft weinig zin. Wie daadwerkelijk met zichzelf als dader van onrecht wil afrekenen, weet welke weg hij moet gaan. Wie een bedrijver van onrecht wil blijven, kan honderd maal de weg gewezen worden, maar hij zal die toch niet opgaan.
Hoe gaan wij dan om met het gegeven dat wij vaak, naast dader, ook slachtoffer van onrecht zijn? De bijbel geeft ons veel handreikingen hoe wij hier mee om kunnen gaan. Laten wij eens naar een aantal kijken:
Ps. 49:13-21 > "Maar de mens met al zijn praal houdt geen stand; hij is gelijk aan de beesten, die vergaan (…) De mens, die met al zijn praal geen inzicht heeft, is gelijk aan de beesten, die vergaan."
Wij kunnen soms afgunstig zijn op mensen die het in materieel opzicht beter hebben dan wij. Zeker wanneer zij een goddeloos leven leiden en hun rijkdom door middel van bedrog en ten koste van anderen vergaard hebben. Nu, aardse rijkdom stelt voor de Heer niets voor. Hij kijkt niet naar uiterlijke rijkdom, maar naar de rijkdom die in het hart van gelovigen aanwezig is (1 Tim. 6:17-21). Bovendien is het hebben van rijkdom geen garantie voor zielenrust. Integendeel, het brengt, evenals armoede trouwens, zorg met zich mee en bovendien ook extra verantwoordelijkheid. Daarnaast sterft de rijke evenzeer als de arme en kan hij niets van wat hij vergaard heeft meenemen.
Pred. 3:17 > "Ik zeide bij mijzelf: Over de rechtvaardige en de onrechtvaardige zal God gericht oefenen, want er is voor elke zaak en voor elk werk een bestemde tijd." Zowel het goede als het kwade dat wij hier op aarde doen, wordt door God gezien en op de dag van Christus verschijning in rekening gebracht. Voor ons als gelovigen in deze tijd geldt, dat wanneer je de verschijning van Christus hebt lief gehad, je de kroon der rechtvaardigheid ontvangt (2 Tim. 4:9).
Ps. 143:9-12 > "Red mij van mijn vijanden, HERE, tot U vlucht ik. Leer mij uw wil te doen, want Gij zijt mijn God, uw goede Geest geleide mij in een effen land. Om Uws naams wil, HERE, behoud mij in het leven, voer naar uw gerechtigheid mijn ziel uit de benauwdheid, verdelg mijn vijanden naar uw goedertierenheid, en richt te gronde allen die mij benauwen, want ik ben uw knecht." Dat je met je verdriet naar de Heer mag gaan, is bij de meesten van ons wel bekend. Deze psalm leert ons echter ook dat wij met onze boosheid naar de Heer mogen gaan. En boosheid is nu net iets waar een mens vaak mee te kampen krijgt als hij door onrecht getroffen wordt. Wat doe je met die boosheid? Laat je het botvieren op de ander? Laat je het voortwoekeren in je binnenste? Raak je er door gefrustreerd en verzuurd? Of breng je het in het gebed bij de Heer en doe je een beroep op de aan ons geschonken kracht van heilige geest om de teleurstelling van het onrecht een plaats in je leven te geven?
Tot slot…
Onrecht. Het is van alle tijden en alle plaatsen. Wij zijn er zowel dader als slachtoffer van. Maar gelukkig mogen wij ons in Christus gerechtvaardigd weten en hebben wij in Hem bovendien de vergeving van zonden. Slachtoffer van onrecht zullen wij blijven zolang wij hier op aarde leven. Het bedrijven van onrecht mogen wij echter wel leren te laten. Bovendien weten wij dat ons straks in de dag van Christus recht gedaan wordt. Meer recht zelfs dan dat wij verdiend hebben!
"Het woord is betrouwbaar: immers, indien wij met Hem gestorven zijn, zullen wij ook met Hem leven; indien wij volharden, zullen wij ook met Hem als koningen heersen; indien wij Hem zullen verloochenen, zal ook Hij ons verloochenen; indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw, want Zichzelf verloochenen kan Hij niet." (2 Tim. 2:11-13)