Duivels systeem
In de vorige afleveringen hebben we gezien dat het Woord van God met name in de afgelopen vijf eeuwen systematisch onderuit is gehaald. De mens(heid) is op een dwaalspoor terechtgekomen (lees: gebracht) en zodoende hoe langer hoe meer vervreemd van het Woord der waarheid.
Wie (mede)verantwoordelijk is voor deze systematische dwaling(en) laat zich gemakkelijk raden. Er is immers iemand die belang heeft bij de ontkrachting van het heilige Woord van God en dat is de tegenstander, de satan. Men mag alles geloven, zolang het maar niet de Waarheid is!
De duivel staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid! Hij staat -naar zijn aard- in de leugen. Het woord ´duivel´ (Gr. diabolos) betekent zoiets als: doorelkaarwerper. De satan husselt zaken het liefst door elkaar heen, zodat het onderscheid wegvalt. Geen zwart, geen wit, maar grijs! Alles wat hij onderneemt, staat in het teken van de leugen. Dat impliceert de verkrachting van de waarheid in het algemeen en van God en Zijn Woord in het bijzonder.
En wij moeten in verband met ons onderwerp goed realiseren, dat satan zijn misleidende activiteiten ook ontplooit op het terrein van de wetenschap!
De mens wandelt zonder God “…overeenkomstig de loop dezer wereld” (Lett. de aioon dezer kosmos) en “overeenkomstig de overste van de macht der lucht”, dat is de satan, de “god dezer eeuw” (2 Kor. 4:4). Zijn denken (en daaruit voortvloeiend zijn handelen) is dus niet gebaseerd op de waarheid van God (en Zijn Woord), maar op dat van zijn eigen hart en de leugen van satan!
Het moge duidelijk zijn, dat dit ook geldt voor wetenschappers, die God niet (willen) kennen en Zijn Woord niet als de volle waarheid (willen) aannemen.
Dat heeft ertoe geleid, dat men in plaats van het bijbelse wereldbeeld tot een alternatief gekomen is. En dat alternatief is dan eigenlijk niets anders dan een satanisch systeem, waarin de waarheid van God veranderd is in leugen.
Het is dus ten diepste een kwestie van kiezen tussen God en satan / waarheid en leugen.
En pas op, want satan is de grote verleider der volkeren. Ooit zei Eva: “De slang heeft mij verleid en toen heb ik gegeten.”
In Openbaring 18.23 lezen we over Babylon, de stad van de satan: “…door uw toverij werden alle volken verleid.” Het woord toverij is de vertaling van het Griekse ´pharmakeia´. De volken zijn als het ware gedrogeerd, betoverd. Pas als hij in de afgrond geworpen wordt, zal hij de volkeren niet meer kunnen verleiden (Openb. 20:3).
Vergeet niet wat Paulus schreef in 2 Korinthiërs 11:14 “Geen wonder ook! Immers, de satan zelf doet zich voor als een engel des lichts.” Hij zegt dit naar aanleiding van ´schijn-apostelen´ en ´bedrieglijke arbeiders´. Satan heeft zijn dienaren op alle terreinen van het leven, tot in het Christendom aan toe. Hoewel hij dus de vader der leugen is, doet hij zich voor als een ´engel des lichts´, dus als iemand die de waarheid verkondigt. En dat maakt het vaak zo razend moeilijk. Temeer omdat het ook binnen het Christendom zijn duizenden heeft verslagen. Wetenschappelijke ontdekkingen en daaruit voortvloeiende conclusies zijn door theologen omarmt en voor zover mogelijk in overeenstemming gebracht met de Bijbel.
In de praktijk betekent dit, dat de bijbelse gegevens aangepast werden/worden aan hetgeen de wetenschap leert. Men heeft in het algemeen immers de neiging om te denken, dat wat wetenschappers beweren ook daadwerkelijk is bewezen, hetgeen een hardnekkig misverstand is.
Inspiratie van de Bijbel
Het verlichtingsdenken, dat ruimte kreeg door de invloed van nieuwe opvattingen over de kosmologie van de wetenschap, heeft tot een kritische kijk op de inspiratie van de Bijbel geleid. In dezelfde tijd dat Copernicus met een ander wereldbeeld op de proppen kwam, ontstond ook in Roomse Kerk groot wantrouwen tegenover de volkomen inspiratie van de Schrift. Lessius en Hamelius bijvoorbeeld verwierpen de woordelijke inspiratie.
De vooruitgang van de wetenschap, de veranderingen in de wijsbegeerte, hadden invloed op theologen, die meende hun mening te moeten herzien. De Duitse theoloog en filosoof Friedrich D.E. Schleiermacher (1768-1834), die betrokken was bij de oprichting van de universiteit van Berlijn, kwam met een gedachte die voor velen een oplossing scheen te zijn voor het probleem van de inspiratie. Zijn mening komt ongeveer hierop neer: Het is niet de Schrift die door God is geïnspireerd, doch het zijn de schrijvers. Volgens Schleiermacher kan de interpretatie uit de tekst de innerlijke creatieve bedoeling van de schrijver reconstrueren. Hij laat taal en denken, grammatica en psychologie, objectief en subjectief verstaan uiteindelijk samenvallen. Schleiermacher is zeer invloedrijk geworden als de vader van de zogenoemde ervaringstheologie. Hij leerde dat we alleen maar God leren kennen door een analyse van onze religieuze ervaring. We kunnen ook alleen maar over God spreken vanuit ons menselijk bewustzijn.
Nu is de inspiratie van Gods Woord een wonder dat ons begrip te boven gaat en daarom is het goed om toch maar vast te houden aan wat 2 Timotheüs 3:16 (St. Vert.) zegt: “Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is…”
In de oorspronkelijk tekst staat het woord ´theopneustos´: van God ingeblazen. Het is dus door de inwerking van Gods Geest, dat Gods woorden op papier gekomen zijn. Of, zoals 2 Petrus 1:21 leert: “…want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken.”
Hoe die inspiratie ook precies in z´n werk gegaan is, geeft ons dit voldoende reden om zonder meer uit te gaan van de onfeilbaarheid (en dus autoriteit) van Gods Woord. Wie de Bijbel in dat geloof bestudeert, zal alleen maar bevestigd worden in die gedachte!
Het is volkomen begrijpelijk, dat de tegenstander geprobeerd heeft om die onfeilbaarheid en autoriteit van de Schrift eveneens onderuit te halen. Immers daarmee is de weg vrij gemaakt voor een ´lossere´ interpretatie van Gods Woord. En ook dat is met name in de loop van de afgelopen vijf eeuwen prima gelukt. Welke theoloog gelooft vandaag nou nog in het volledig geïnspireerde Woord van God en de volstrekte autoriteit van de Bijbel?
Gevaar
De invloed van de boze op het denken van de mensen en hun visie op Gods Woord is enorm. Zelfs oprechte gelovigen, die in alle opzichten God de eer geven en onvoorwaardelijk geloven dat de Bijbel Gods Woord is, lopen toch gevaar misleid te worden en tot verwarrende inzichten te komen. Een treffend voorbeeld daarvan vinden we in het boek ´De openbaring Gods´ van wijlen Ir. S. van Mierlo (1890-1962), van wie wij zo nu en dan ook wel iets in AMEN publiceren. We hebben veel achting voor deze broeder, die vele behartenswaardige inzichten aan het papier heeft toevertrouwd. Van Mierlo behandelt in hoofdstuk 13 van zijn boek de bijzondere gebeurtenis van de stilstaande zon, zoals beschreven in Jozua 10:12-14:
“Toen sprak Jozua tot de HERE ten dage, waarop de HERE de Amorieten aan de Israëlieten overleverde, en hij zeide in tegenwoordigheid van Israël: Zon, sta stil te Gibeon en gij, maan, in het dal van Ajjalon! En de zon stond stil en de maan bleef staan, totdat het volk zich op zijn vijand gewroken had. Is dit niet geschreven in het Boek des Oprechten? De zon nu bleef staan midden aan de hemel en haastte zich niet onder te gaan omstreeks een volle dag. Een dag als deze is er noch vroeger, noch later ooit geweest, waarop de HERE zó iemands stem verhoorde, want de HERE streed voor Israël.”
Van Mierlo´s visie op het bestel van aarde, zon, maan en sterren was in overeenstemming met het heliocentrische model van Copernicus en de (moderne) wetenschap: de aarde, maan en sterren draaien om de zon. Als er dus al iets stilstond in die tijd, dan moet het wel de aarde geweest zijn. Immers, zo beweert men, de zon staat al stil, terwijl de Bijbel consequent zegt, dat de zon beweegt (zie hierover wat ik in de jaargang 2009 schreef in AMEN 85, pag. 10 e.v.).
Welnu, voor Van Mierlo is het op grond van wat wij nu weten onmogelijk dat de zon c.q. de aarde echt stil zou komen te staan. Dat catastrofale gevolgen hebben gehad: “Het gehele zonnestelsel zou ernstig beïnvloed worden”.
Voor Van Mierlo is het daarom duidelijk, dat “Jozua zich op subjectieve wijze uitdrukt: hij spreekt over de gebeurtenissen zoals hij ze ziet of denkt dat ze geschieden” (cursivering van Van Mierlo zelf - red).
De verklaring van Van Mierlo is als volgt (we citeren van pag. 179):
“Om nu nader te onderzoeken hoe alles waarschijnlijk plaatsgreep, moeten we ons zoveel mogelijk verplaatsen in de omstandigheden waarin Jozua zich bevond. In dit verhaal gaat het over het meten of schatten van een tijdsperiode. Doch Jozua bezat geen uurwerk, noch enig ander draagbaar toestel om de tijd te meten. Als men onderweg was, schatte men het uur volgens de stand der zon, en de gewone ervaring leerde dat de dag begon te korten en dat hij in normale omstandigheden geen tijd zou hebben om zijn vijanden volledig te verslaan. Hij had Gods bizondere hulp nodig, en aangezien hij meende dat het de tijd was die hem zou ontbreken, sprak Jozua tot de Here en riep uit: “Zon, sta stil te Gibeon!” En toen hij nu werkelijk zijn doel bereikte, meende hij natuurlijk dat de dag was verlengd, of anders gezegd, dat de zon had stilgestaan. Hij was er in geslaagd een veel grotere afstand af te leggen en veel méér te verrichten dan in een gewone dag, en besloot daaruit heel natuurlijk dat de dag veel langer moest hebben geduurd.
Nu kunnen we het gebeurde op meer objectieve wijze trachten uit te leggen. Wat behoefde Jozua om de vijanden in te halen en te verdelgen? Bij voorkeur iets dat hem zou kunnen helpen, doch niet de Amorieten. Een verlenging van de dag zou hem geen overwegend voordeel hebben gegeven, en er was een veel beter middel: aan Jozua en zijn gezellen nieuwe moed en kracht geven, zodanig dat ze, niettegenstaande hun lange tocht en de vermoeiende slag, met nieuwe energie de vijand konden vervolgen en doden. Dit zou hun dus een groot voordeel geven t.a.v. de Amorieten.
Waarom zou men meer waarde hechten aan een stilstaan der zon, dan aan een inwerken van God op de Israëlieten? Waarom zou God het gehele zonnestelsel verstoren om een zeer beperkt resultaat te verkrijgen, als Hij met een veel eenvoudiger en doeltreffender middel méér kon bereiken?” (einde citaat)
We zien dus dat hier de normale letterlijke betekenis van Gods Woord wordt ingeruild voor een “subjectieve” weergave van Jozua, waarmee het wetenschappelijk aanvaarde model van zon, maan en sterren gehandhaafd kan blijven.
Spelen met vuur
Het merkwaardige is, dat Van Mierlo in het volgende hoofdstuk van zijn boek een ander voorval behandelt en daarbij zo ongeveer een tegenovergesteld geluid laat horen. In hoofdstuk 19 behandelt hij de geschiedenis van Sadrach, Mesach en Abednego die in de vurige oven geworpen worden, die voor de gelegenheid zevenmaal heter opgestookt moest worden (Daniël 3).
Toen Nebukadnezar de mannen uit het vuur tevoorschijn riep, was iedereen verbijsterd:
“En de stadhouders, de oversten, de landvoogden en de raadsheren des konings kwamen bijeen; zij zagen, dat het vuur geen macht had gehad over de lichamen van deze mannen, dat hun hoofdhaar niet was geschroeid, dat hun mantels ongeschonden gebleven waren, ja, dat er zelfs geen brandlucht aan hen gekomen was” (Dan. 3:27).
Wetenschappelijk verklaring? Nul komma nul. En dat vond Van Mierlo ook! We citeren:
“Als is de schrijver van dit werk (Van Mierlo zelf dus – red.) een technicus van beroep en goed op de hoogte van de natuurkunde, toch vindt hij geen voldoende reden om dit verhaal niet letterlijk te aanvaarden, al heeft het daarbij ook een symbolische, geestelijke betekenis……Ik moet bekennen dat ik niet kan begrijpen hoe het mogelijk is dat iemand in een dergelijke vuurpoel zou kunnen verblijven zonder te worden verbrand, d.w.z. ik kan niet het verklaren via onze tegenwoordige kennis der natuur……Aangezien onze kennis nog zo beperkt is, mogen we niet beweren dat het vuur steeds, onder alle omstandigheden, een menselijk lichaam of kleren moet verbranden.”
Om kort te gaan: Van Mierlo zegt dat er in het licht van onze kennis iets met het vuur aan de hand kan zijn geweest dat wij (nog) niet kunnen verklaren. Maar dat is geen reden om dit voorval niet gewoon letterlijk te aanvaarden. Ook helpt het niet te zeggen dat het een oud verhaal is en onmogelijk na te gaan of zoiets werkelijk heeft plaatsgevonden.
“We zouden het hiermee eens zijn, indien het verhaal voorkwam in een menselijk boek, doch als we reeds zovele goede redenen hebben om te geloven dat de Bijbel een heel bizonder boek is, door God ingegeven, en we geloven aan vele andere wonderen die er in vermeld worden, dan verandert alles”
Op dat laatste kunnen we van harte amen zeggen. Te meer omdat dit precies de reden is waarom we gevoeglijk kunnen aannemen, dat wat de Bijbel zegt niet alleen waar is, maar ook juist. Misschien heeft het vuur in die brandende oven uitgerekend op dat moment een andere chemische samenstelling gehad dan normaal. Misschien was het vuur wel ´normaal´ en gloeiend heet ook nog, maar beschermde de onzichtbare hand van God de drie mannen. Wie zal het zeggen? Feit is, dat het zo gebeurd is zoals de Bijbel het vertelt. De wonderbare, almachtige God is in staat om zulks te doen. Evenzo is de Schepper van hemelen en aarde ook in staat om in te grijpen in de normale gang van zaken in Zijn schepping, zodat de zon zich destijds inderdaad letterlijk (!) niet haastte “onder te gaan omstreeks een volle dag”.
Net zo goed is het in het licht van de menselijke ervaring én de wetenschappelijke kennis onmogelijk dat een mens gewoon over het water loopt. En toch… als God het wil dan kan het, zodat je de wonderlijke ervaring van Petrus, die de Here tegemoet gaat over het water (Matt. 14) gewoon kunt geloven als echt gebeurd!
Wetenschap kan goed zijn wanneer het ons dichter bij de waarheid brengt. Zodra wetenschappers echter dingen beweren die ons van de waarheid (d.i. het geïnspireerde Woord van God) afbrengen, moeten we op onze tellen passen. En laten we eerlijk zijn, we moeten gewoon toegeven -de oprechte wetenschapper zal dat bevestigen- dat we met al onze kennis eigenlijk nog maar zo weinig weten!