Zijn eerste woorden
Als er een kindje geboren wordt, wachten de ouders vaak in spanning het moment af, waarop het z'n eerste woordjes uitspreekt. Meestal is dit iets in de trant van 'mama' of 'papa'. Ongetwijfeld zal de Here Jezus toen Hij nog een klein kind was, gesproken hebben. We lezen daar echter niets over in de Bijbel. Daarom is deze geschiedenis zo mooi! Wanneer wij de levensgeschiedenis van de Heer - toen Hij als Mens op aarde was - lezen, wachten we als het ware in spanning Zijn eerste woorden af. En die vinden we hier in Lucas 2. En deze woorden hebben iets met Zijn Vader te maken; ze zetten de 'toon' voor Zijn verdere taak in deze wereld: "Waarom hebt gij naar Mij gezocht? Wist gij niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen Mijns Vaders?" (vs. 49). Na twaalf jaar horen we voor het eerst iets rechtstreeks uit Zijn mond. En daarna zou het zelfs achttien jaar duren voordat dit wéér het geval is; namelijk: bij het begin van de officiële bediening van de Here Jezus (vgl. Luc. 3:23, "En Hij, Jezus, was, toen Hij optrad, ongeveer dertig jaar ...").
Het getal '12' komt in het Lucasevangelie zesmaal voor: 2:42 De Here Jezus was twaalf jaar toen Hij in de tempel was. 6:13 Twaalf apostelen worden uitgekozen. 8:42 Het dochtertje van Jaïrus dat twaalf jaar was toen ze werd opgewekt. 8:43 De vrouw die twaalf jaren aan bloedvloeiingen leed. 9:17 Twaalf manden met brokken bleven over na de wonderbare spijziging. 22:30 De twaalf apostelen die de twaalf stammen van Israël zullen richten.
Over het algemeen heeft het getal '12' in de Bijbel alles te maken met het volk van Israël dat in zijn volheid bestaat uit twaalf stammen, waarmee de twaalf apostelen verbonden zijn.
De genade Gods
Zoals in een artikel in AMEN 88 ('Licht en genade') over de eerste hoofdstukken van het Lucasevangelie stond, is Lucas de eerste in het Nieuwe Testament die het woord 'genade' gebruikt (zie Luc. 1:30). Uitgerekend Lucas; die zo lange tijd met Paulus - de apostel van de genade - optrok! Lucas is het ook die in het Nieuwe Testament voor de eerste maal de term "genade Gods" gebruikt, en wel in Lucas 2:40.
De eerste maal dat 'genade' voor komt, is tijdens het bezoek van de engel Gabriël aan Maria. Hij sprak tot haar: "Wees niet bevreesd, Maria; want gij hebt genade gevonden bij God" (Luc. 1:30). Op deze woorden volgt onmiddellijk de aankondiging van de geboorte van de "Zoon des Allerhoogsten" (vs. 31 e.v.). De eerste maal dat de term "genade Gods" voorkomt, heeft het opnieuw direct met Hem te maken. De genade Gods was op het Kind (Luc. 2:40). Het bepaalt ons er in ieder geval bij dat God Zijn genade openbaart in en door de Here Jezus Christus.
Het Paasfeest
Elk jaar gingen Jozef en Maria naar Jeruzalem om daar het Paasfeest te vieren. Zij waren gewend de dingen te doen die overeenkwamen met wat God in de wet gezegd had; zie bijvoorbeeld Lucas 1:21-23 en 39. Zo stond er ook in de wet dat ieder van het mannelijk geslacht driemaal per jaar voor Gods aangezicht moest verschijnen en wel daar waar de Heer verkozen had te midden van Zijn volk te wonen (Deut. 16:16). "Driemaal per jaar" dat wil zeggen: tijdens een drietal feesten. Daarvan was het Pascha het eerste feest (Deut. 16:1). Elk jaar weer reisden Jozef en Maria tijdens dit feest af richting Jeruzalem. En toen Hij twaalf jaar was, raakten ze Hem kwijt ... in Jeruzalem. Puur menselijk gezien, kunnen we ons goed voorstellen dat ze bijzonder bezorgd geweest zullen zijn. En bovendien was dit niet zomaar een kind!
Eenentwintig jaar later zouden ze Hem als Mens opnieuw 'kwijtraken' toen Hij stierf aan het kruishout van Golgota; en let wel: ook dát gebeurde tijdens de dagen van het Pascha en ín Jeruzalem! Zijn verlangen om bezig te zijn met de dingen van Zijn Vader kwam toen tot een hoogtepunt.
De dingen van Mijn Vader
Het zijn juist die dingen die dus zo belangrijk zijn in heel Gods heilshandelen. Zoals al opgemerkt bepalen de eerste woorden die we uit de mond van Gods Zoon horen ons bij de dingen van Zijn Vader. Op een liefdevolle en zachte wijze liet Hij weten Wie nu werkelijk Zijn Vader was. We hebben het gedeelte uit de 'Opbouw van Lucas 2:40-52' (zie kader) hier nog eens extra afgedrukt, waarmee we de onderlinge verbanden in de woorden van het gesprek tussen Jezus en Zijn ouders naar voren zien komen:
f. Vs. 48a - Maria: Kind, waarom ...? g. Vs. 48b - Maria: Uw vader en ik ... f. Vs. 49a - Jezus: Waarom hebt gij naar Mij gezocht? g. Vs. 49b - Jezus: ... de dingen van Mijn Vader
Uit zowel de mond van Maria als uit de mond van de Here Jezus klinkt de vraag: "Waarom ...?"
Maria's vraag komt vooral vanuit de menselijke kant, die van de bezorgde moeder. De 'Waarom-vraag' van de Heer wijst vooral naar de werkelijk reden van alles: "Wist gij niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen Mijns Vaders?". Maria sprak nog: "... Uw vader en ik ..."; waarop de Here Jezus niet antwoordt met: 'Maar hij is Mijn vader helemaal niet; hoe kom je erbij?', of iets dergelijks. Nee, tegenover het "Uw vader" van Maria, zet Hij: "Mijn Vader". Op dát moment begrepen zowel Jozef als Maria nog niet wat Hij nou precies bedoelde met "Wist gij niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen Mijns Vaders?". Dat zal later wel gekomen zijn.
Vanuit alles wat God in Zijn Woord geopenbaard heeft, mag het ons wel duidelijk zijn. Hij moest bezig zijn met de dingen van Zijn Vader. In Hebreeën 10:5a en 7 staat het zo mooi: "Daarom zegt Hij bij Zijn komst in de wereld (...) Toen zeide Ik: zie, hier ben Ik - in de boekrol staat van Mij geschreven - om Uw wil, o God, te doen".
De dingen van Zijn Vader zijn de dingen die behoren tot het volvoeren van Gods wil. Daarmee moest Hij bezig zijn en dat deed Hij door in de tempel bezig te zijn met het Woord. Het bezig zijn met de dingen van Zijn Vader leidde naar die enorme strijd in Getsemane, waar Hij sprak: "Vader, indien Gij wilt, neem deze beker van Mij weg; doch niet Mijn wil, maar de Uwe geschiede" (Luc. 22:43). Daar is Hij "verhoord uit Zijn angst, en zo heeft Hij, hoewel Hij de Zoon was, de gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij heeft geleden" (Hebr. 5:7-9). Uiteindelijk kwam het kruis, waar Zijn laatste woorden waren - in de grondtaal slechts één woord: "Het is volbracht!" (Joh. 19:30).
Zo moest het
Wat geweldig dat de Heiland vanaf het moment dat Hij als Mens in deze wereld begon te beseffen wat Zijn taak was, gehoorzaam was aan de Vader. Dit komt wel heel duidelijk tot uitdrukking toen Hij tegen Zijn moeder zei: "Wist gij niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen Mijns Vaders?" (Luc. 2:49). Het moet! Hier wordt het Griekse dei gebruikt, dat een 'heilig moeten' aangeeft. Waar dit woordje gebruikt wordt, daar wordt elke 'ontsnappingsmogelijkheid' weggenomen. De twaalfjarige Jezus had eigenlijk geen keuze; dit móest Hij doen. Dit woordje dei komt in verband met de Here Jezus Zelf elfmaal voor in het Lucasevangelie, waarvan zevenmaal in direct verband staan met Zijn verwerping door het volk:
2:49 "Wist gij niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen Mijns Vaders?" 4:43 "Ook aan de andere steden moet Ik het evangelie van het Koninkrijk Gods verkondigen" 9:22 "De Zoon des mensen moet veel lijden en verworpen worden door de oudsten en overpriesters en schriftgeleerden en gedood worden en ten derden dage worden opgewekt" 13:33 "Doch Ik moet heden en morgen en de volgende dag reizen, want het gaat niet aan, dat een profeet buiten Jeruzalem omkomt" 17:24 "Maar eerst moet Hij veel lijden en verworpen worden door dit geslacht" 19:5 "En toen Jezus bij die plaats kwam, keek Hij naar boven en zeide tot hem: Zacheüs, kom vlug naar beneden, want heden moet Ik in uw huis vertoeven" 22:37 "Want Ik zeg u, dat dit woord, dat geschreven is, aan Mij in vervulling moet gaan: En Hij is onder de misdadigers gerekend. Want wat over Mij geschreven is, komt tot een einde" 24:7 "... zeggend, dat de Zoon des mensen moest overgeleverd worden in de handen van zondige mensen en gekruisigd worden en ten derden dage opstaan" 24:26 "Moest de Christus dit niet lijden om in zijn heerlijkheid in te gaan?" 24:44 "Hij zeide tot hen: Dit zijn Mijn woorden, die Ik tot u sprak, toen Ik nog bij u was, dat alles wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en de profeten en de psalmen moet vervuld worden" 24:46 "En Hij zeide tot hen: Aldus staat er geschreven, dat de Christus moest lijden en ten derden dage opstaan uit de doden"
De woorden in haar hart
Maria 'zag' dit allemaal nog niet toen haar twaalfjarige Zoon het over de dingen van Zijn Vader had (Luc. 2:50). Anderzijds staat er aan het einde van het volgende vers zo mooi: "En Zijn moeder bewaarde al deze woorden in haar hart". De houding van Maria ten opzichte van de woorden die van God afkomstig zijn, is letterlijk voorbeeldig.
Bij het horen van de groet van Gabriël toen deze Jezus' geboorte aankondigde, lezen we: "Zij ontroerde bij dat woord en overlegde, welke de betekenis van die groet mocht zijn" (Luc. 1:29). En als de engel uitgesproken is, zegt ze: "Zie, de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar Uw Woord" (vs. 38). In haar lofzang (vs. 46-55) prijst ze de Heer.
Nadat de Here Jezus geboren is, kwamen ook de herders die aan Jozef en Maria bekendmaakten wat zij over deze Zoon gehoord hadden, waarna er in Lucas 2:19 staat: "Doch Maria bewaarde al deze woorden, die overwegende in haar hart".
Wat een voorbeeld! Ook wij mogen zo omgaan met de woorden in Gods Woord. Velen die niet alles begrijpen wat er in de Bijbel staat, 'moeite' hebben met sommige gedeelten, proberen zelf één en ander op een rijtje te krijgen. In veel gevallen ligt daar feitelijk ongeloof aan ten grondslag! Om juist de dingen die we niet snappen rustig in ons hart te bewaren en ze te overwegen, wordt geloof van ons gevraagd. Geen ongeloof! Ga er maar gerust van uit, dat Gods Woord waar is. En vertrouw er maar op dat alles daarin klopt. En o ja, dan zijn er voldoende gedeelten en teksten die we niet begrijpen. Maar dat ligt dan niet aan het Woord, maar aan ons ... Wie vertrouwt, zonder te begrijpen, zal het op enig moment verstaan! Net als Maria het later allemaal begreep.
Een kind hoort in veel gevallen woorden van z'n ouders, waar het echt niets van snapt. Soms geeft een vader of moeder een waarschuwing, die het kind niet begrijpt. In de meeste gevallen komt het er naderhand toch wel achter dat z'n ouders gelijk hadden; of dat hun waarschuwing terecht was.
Voor veel gelovigen geldt eigenlijk hetzelfde: aanvankelijk wordt niet altijd begrepen wat God zegt in Zijn Woord en is er opstandigheid tegen Hem. Soms gaat dat zover dat men zegt: 'Dat had die Bijbelschrijver toch even anders moeten verwoorden ...'. Toch is dat niet terecht. Een gelovige staat niet boven God en Zijn Woord, maar is aan Hem onderworpen.
Laten we maar rustig vertrouwen op Gods Woord en juist bij die delen, die we (nog) niet begrijpen, de Heer vertrouwen dat het wél goed is, wat er staat.
Zo mogen wij bezig zijn met de dingen van onze hemelse Vader en Zijn wil meer en meer ontdekken.
Opbouw van Lucas 2:40-52
a. Vs. 40 - Het Kind groeide op ... wijsheid ... genade Gods b. Vs. 41, 42 - Naar Jeruzalem c. Vs. 43, 44 - Jezus bleef achter in Jeruzalem d. Vs. 44 - Jozef en Maria zochten Hem c. Vs. 45 - Jozef en Maria terug naar Jeruzalem d. Vs. 46 - Jozef en Maria vonden Hem e. Vs. 47 - Allen die Hem hoorden verbaasden zich over Zijn Kennis f. Vs. 48a - Maria: Kind, waarom ...? g. Vs. 48b - Maria: Uw vader en ik ... f. Vs. 49a - Jezus: Waarom hebt gij naar Mij gezocht? g. Vs. 49b - Jezus: ... de dingen van Mijn Vader e. Vs. 50 - Jozef en Maria begrepen Zijn woord niet b. Vs. 51a - Terugkeer vanuit Jeruzalem naar Nazaret e. Vs. 51b - Maria bewaarde deze woorden in haar hart a. Vs. 52 - En Jezus nam toe ... wijsheid ... genade