De vlokken dwarrelen naar beneden. Eerst langzaam, dan steeds sneller. Geleidelijk aan verdwijnt de grauwe, grijze wereld. Het gras bij de buren wordt bedekt met een dik pak. En ook het eigen groen in de voortuin wordt wit. Voor even is de wereld egaal. Wit voor iedereen. En de mensen klagen. Zien geen wereld toegedekt met een prachtig witte deken, maar raken gefrustreerd door die andere deken: het max. 50 km per uur deken. En in plaats van te luisteren naar de stilte die zo anders, zo dof klinkt, wordt er om het hardst geroepen dat het wel klaar mag zijn met die winter.
De sneeuw valt. Er staan twee mensen op een plein. Allebei treden ze op. Allebei zijn ze ingehuurd. Allebei vertellen ze over de blijde boodschap. De één gebruikt muziek en woorden, de ander muziek en beelden. Voor de één is het werk, voor de ander overtuiging. Degene die het verhaal vertelt met beelden is een zandtekenaar. Vanuit het zand op zijn verlichte glazen plaat laat hij beelden verrijzen. Zonder woorden, slechts met handbewegingen laat hij in het zand een Kindje geboren worden. Het Kind wordt groter in het zand, als kijker volg je Hem tot aan het kruis. Het publiek is ontroerd. Geraakt door dit woordeloze verhaal.
De artiest die ingehuurd is om te zingen, zingt. Mooie liederen vol betekenis. Het publiek zingt mee. Gezelligheid overheerst. Maar de betekenis gaat verloren. Slechts de woorden worden gezongen. Het verhaal erachter gaat verloren in vals sentiment.
Sneeuw blijft vallen uit de zware, grijze lucht. Vlokken mengen zich met het zand. De zandplaat wordt nat en onbruikbaar. Maar dat geeft niet. De zandtekenaar heeft zijn woordeloze verhaal verteld.
In het zand en in de doffe stilte van de sneeuw.