Ineens zijn ze er. Alsof er geen overgangsfase is geweest, zijn ze daar. De buurvrouw, die ook net de deur uit stapt, ziet het ook. Samen staan ze er vol bewondering naar te kijken. De buurvrouw pakt er eentje in haar handen en voelt. Ja. Het is echt. Het wordt weer lente. Deze eerste knoppen van de hortensia in de voortuin zijn de voortekenen. Een mager zonnetje komt door het nog magerder wolkendek. Veel kracht heeft ze nog niet, maar ze is aan het aansterken. Dat voel je.
’s Ochtends vroeg is het nog altijd de wekker die de nachtrust bruut verstoord, maar het geluid wat daarna te horen is, is vriendelijk. Bijna liefdevol. Het vrolijke gekwetter van de vogels in de tuin. De bomen staan nog kaal, zonder bladeren, in de achtertuin, maar de vogels zijn er al in teruggekeerd. Als je uit bed stapt, is het nog koud, maar er komt een einde aan kou en duisternis. Vroeg in de ochtend zijn het de vogels die dat vertellen.
Zelfs op een drukke zaterdag in het centrum van de stad is verandering merkbaar. Er klinkt geen scheldkanonnade als je per ongeluk tegen iemand aan loopt. Een glimlach en ‘geeft niets’ is vandaag de respons. Er hangt iets in de lucht.
Belofte.
Daarom is de komst van de lente zo mooi. Alles was koud. Alles dor. Alles donker. Met de komst van het licht wordt alles vanzelf weer warm en kleurrijk. De lente laat zien dat dood leven wordt. De lente laat wonderen zien.
Elke dag. Aan iedereen die het zien wil.