"Waak op, harp en citer, ik wil het morgenrood wekken." (Ps. 108:3)
Het woord 'morgenrood' komt ook in de Bijbel voor, waarbij we dan moeten denken aan: vroeg op de dag, het begin (meestal van de dag), etc.
Morgenrood is de voorbode van wat komen gaat: de opgaande zon in haar kracht.
In deze woordstudie eerst enkele tekstgedeelten waarin het Hebreeuwse grondwoord voor 'morgenrood' voorkomt; daarna nog iets over de vroege morgen in het Nieuwe Testament.
|
'Morgenrood' komt alleen voor in de N.B.G.-vertaling en wel in de volgende teksten: 1 Samuël 9:26; Psalm 57:9 en 108:3 en Joël 2:2.
Telkens is het de vertaling van het Hebreeuwse woord sjachar.
Dit woord wordt meestal vertaald met dageraad (zie de lijst in het kader).
In het Oude Testament
Sjachàr
Betekenis: de schemering van de morgen, dageraad.
Dit komt van het werkwoord sjachàr; dit betekent: zwart zijn, iets vroeg doen, iets vroeg zoeken.
Gezien deze betekenis zit sjachàr nog erg dicht tegen de duisternis van de nacht aan.
Dit is het enige woord in de Bijbel dat ook daadwerkelijk met morgenrood vertaald wordt.
Voor wie een compleet overzicht wil met andere grondwoorden die iets met morgen, ochtend, morgenrood, etc. te maken hebben, verwijzen we naar pagina 3.
Sjachar is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord sjachar, dat op verschillende wijzen vertaald wordt. Hieronder volgen enkele voorbeelden:
|
De grondbetekenis van dit woord bepaalt ons in eerste instantie bij het vroegste moment van de morgen. Als alles eigenlijk nog beheerst wordt door het zwarte van de nacht. Het moment waarop je ingespannen moet zoeken naar een straaltje licht. Zo is een sjacheraar een handelaar wiens slinkse praktijken het daglicht niet kunnen verdragen.
De verwoesting van Sodom
De eerste maal dat sjachar in de Bijbel wordt gebruikt, is in Genesis 19. Het betreft hier de geschiedenis van de verwoesting van Sodom. In Genesis 18 verschijnt de HERE samen met twee engelen aan Abraham. Voor Abraham zijn het drie mannen (Gen. 18:1 en 2). Tijdens dit bezoek bevestigt de HERE opnieuw de belofte aan Abraham dat hij over precies een jaar een zoon zou krijgen. Na deze mededeling vertrekken "die mannen" vandaar en doet Abraham hen uitgeleide (Gen. 18:16). Dan spreekt de HERE tot Abraham over Zijn voornemen Sodom en Gomorra te verwoesten, waarna de andere twee vertrekken om het oordeel te volbrengen. Abraham blijft echter voor de HERE staan om te pleiten voor Sodom en Gomorra (Gen. 18:22 e.v.). Die twee mannen worden in Genesis 19:1 omschreven als engelen, die door Lot worden uitgenodigd bij hem verblijf te houden. Dan wordt de verschrikkelijke verwording van Sodom beschreven. De engelen spreken over Gods bedoeling om Sodom te verwoesten. Lot, zijn vrouw en beide dochters worden gemaand te vluchten "toen de dageraad gekomen was" (Gen. 19:15).
De eerste maal dat er over sjachar gesproken wordt in de Bijbel, is dat dus in verband met oordeel van God. In Sodom en Gomorra vierde hoererij hoogtij en werd "ander vlees" achternagelopen (Judas 7). In Judas 6 staat dat daar in Sodom eigenlijk hetzelfde gebeurde als wat de engelen in de voortijd (tussen Adam en de zondvloed) deden, toen zij als zonen Gods tot de dochters van Adam (zoals het er letterlijk staat) kwamen en reuzen verwekten (Gen. 6:1-4). Dat was de directe oorzaak voor de zondvloed.
In Sodom en Gomorra is datzelfde de directe oorzaak voor de verwoesting van beide steden. Maar de rechtvaardigen worden eruit gered; ten tijde van de zondvloed: Noach (Gen. 6:9) en de zijnen en ten tijde van de verwoesting van Sodom en Gomorra: Lot (2 Pet. 2:7) en de zijnen. De gelovige is immers niet gesteld tot toorn, maar tot het verkrijgen van zaligheid, behoud!
Deze oordelen zijn een beeld van het oordeel, dat met de wederkomst van Christus zal plaatsvinden. De duisternis zal, daaraan voorafgaand, hoogtij vieren. Maar het morgenrood van Christus' komst zal gloren en al gauw zal Hij dan opgaan als de Zon, die steeds krachtiger wordt naarmate zij stijgt. En de rechtvaardigen? Zij, zullen in die dageraad gered worden.
Jakobs worsteling - Het verlangen van Israël - Eutychus - Tot slot
Jakobs worsteling
De tweede maal dat we van 'dageraad' lezen, is in Genesis 32. Het sluit eigenlijk naadloos aan bij de eerste keer dat het woord voorkomt. Vanaf vers 22 wordt Jakobs worsteling beschreven. Wanneer het in eindtijdtoespraken en -artikelen over de toekomst van het volk Israël gaat, valt nogal eens de uitdrukking 'de benauwdheid van Jakob' of 'de tijd van Jakobs benauwdheid'.
De oorsprong van deze uitdrukking vinden we in Jeremia 30:7, waar staat: "Wee, want groot is die dag, zonder weerga; een tijd van benauwdheid is het voor Jakob; maar daaruit zal hij gered worden." Waar het dan in werkelijkheid om gaat, is terug te vinden in Genesis 32, want daar vinden we de stamvader van het volk, Jakob. En hij heeft het benauwd; hij worstelt de hele nacht door, "tot de dag aanbrak" (vs. 24).
In vers 23 lezen we dat Jakob alles wat hij had de beek Jabbok deed overtrekken, zijn beide vrouwen, zijn beide slavinnen, zijn elf zonen, alles wat hij had. Je zou zeggen, 'hij ontdeed zich van al zijn heerlijkheid'. "Zo bleef Jakob alleen achter. En een man worstelde met hem, totdat de dag aanbrak." Daarbij wordt Jakob aan zijn heup getroffen. Het Hebreeuwse woord dat daar voor 'heup' wordt gebruikt, geeft de plek aan, van waaruit het nageslacht voortkomt (zie bijvoorbeeld Gen. 46:26 in de Statenvertaling). Kunt u nagaan, waarom Jakob zo blij en wat een wonder het was, dat Benjamin nog geboren werd!
Toen het morgenrood zichtbaar werd, kwam er een einde aan de worsteling tussen Jakob en de wonderbaarlijke man. En dan gebeurt er iets opmerkelijks. In plaats van dat Jakob blij is dat hij weggaat, vraagt Jakob zijn belager hem te zegenen! Daar blijkt wel uit, dat Jakob wist dat hij met een bijzonder persoon te maken had. Bovendien verandert deze man Jakobs naam in Israël. Niet meer 'hielenlichter', maar 'strijder/vorst Gods'.
Dan vraagt Jakob naar de naam van de man met wie hij gestreden had. Als antwoord krijgt hij: "Wat vraagt gij toch naar Mijn Naam?" Manoach, de vader van Simson stelde later dezelfde vraag aan de HERE, Die als de Engel des HEREN aan hem verscheen. En Manoach krijgt hetzelfde antwoord: "Waarom vraagt gij toch naar Mijn Naam? Immers, die is wonderbaar." (Richt. 13:18)
Jakob heeft kennelijk met dezelfde Persoon te maken. Het was een verschijning van God Zelf.
Aanvankelijk leek het een mens, een man te zijn, waarmee Jakob van doen had. Maar de Man zei het zelf al tegen Jakob: "... gij hebt gestreden met God en mensen ..." (vs. 28) En Jakob noemde die plaats 'Pniël', aangezicht Gods, "want ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn leven is behouden gebleven." Jakob wordt rechtvaardig verklaard; hij komt als Israël uit de strijd tevoorschijn. Zo zal het ook gaan in de toekomst, in die tijd van Jakobs benauwdheid, de tijd van de grote verdrukking. Aanvankelijk lijkt het erop dat het volk met mensen van doen heeft, maar het blijkt de Here Zelf te zijn, Die Zijn volk in verdrukking brengt (Zach. 14:2). Als ‘Jakob’ gaan ze die benauwdheid in, maar als ‘Israël’ - het Israël van God - komen ze eruit. En de Here zal over hen lichten. "En de zon ging over hem op ..." (Gen. 32:31)
Het verlangen van Israël
Het einde van de tijd van Jakobs benauwdheid wordt gekenmerkt door het eerste ochtendgloren van de nieuwe dag. Dat zal de dag des HEREN zijn, een dag van duizend jaren, waarmee het plan van God met deze aarde zal worden afgerond. Het is het moment waarop Israël opgericht zal worden; de 'opstanding' van Israël.
De dag des HEREN begint echter met het oordeel van God. En ook in verband met dat oordeel lezen we over 'morgenrood'. De profeet Joël waarschuwt daarvoor: "Blaast de bazuin op Sion en maakt alarm op Mijn heilige berg! Dat alle inwoners des lands sidderen, want de dag des HEREN komt. Want hij is nabij!" (Joël 2:2) Vervolgens zegt Joël: "Een dag van duisternis en van donkerheid, een dag van wolken en dikke duisternis. Als morgenrood uitgespreid over de bergen, is een talrijk en machtig volk ..." Zoals de prachtige kleuren van het morgenrood overal aanwezig zijn, zo alom aanwezig zal dit volk zijn, dat in de handen van de Here een middel zal zijn om Israël te verdrukken. Maar dan klinkt in Joël opnieuw de bazuin: "Blaast de bazuin (...) Vergadert het volk, heiligt de gemeente, roept de ouden bijeen, vergadert de kinderen en de zuigelingen; de bruidegom trede uit zijn kamer en de bruid uit haar bruidsvertrek (...) Toen nam de HERE het op voor Zijn land en Hij kreeg medelijden met Zijn volk." (Joël 2:15-18) Het is niet de bazuin van alarm en onheilsaankondiging, maar de bazuin van verzameling, van toevergadering, van openbaring van de bruidegom. Kortom 'de laatste bazuin' (vgl. 1 Kor. 15:52 en Openb. 11:15 e.v.). Dan zal Christus Zich openbaren (bijv. Openb. 19:11) en Zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt en kan uit haar bruidsvertrek treden (Openb. 19:6-8). Die vrouw geeft in Hosea 6 een prachtig getuigenis. Want ze wil terugkeren naar de HERE, aan Wie ze ontrouw was, door andere goden achterna te lopen: "Komt laat ons wederkeren tot de HERE! Want Hij heeft verscheurd, en zal ons helen; Hij heeft geslagen, en zal ons verbinden. Hij zal ons na twee dagen doen herleven, ten derden dage zal Hij ons oprichten, en wij zullen leven voor zijn aangezicht. Ja, wij willen de HERE kennen, ernaar jagen Hem te kennen. Zo zeker als de dageraad is Zijn opgang."
Israël zal herleven op die derde dag, die tegelijk de dag is die aanbreekt met het morgenrood van Christus' wederkomst.
Eutychus
In het Nieuwe Testament vinden we de geschiedenis over Eutychus. Eigenlijk staat er niet eens zoveel over deze jongeman geschreven. Toch is het een opmerkelijke gebeurtenis die we beschreven vinden in Handelingen 20:7-12.
Paulus is op één van zijn zendingsreizen in Troas en er is op de eerste dag der week een samenkomst met de discipelen. (Letterlijk staat er: de eerste der weken; waarschijnlijk moeten we hier denken aan de eerste dag van het feest der weken, Pinksteren, vgl. Hand. 20:16). Dit samenkomen is in het Grieks het woord, waar ook synagoge van is afgeleid. Paulus sprak tot hen in een bovenzaal, waar verscheidene lampen waren. Zo gaf de apostel vanuit de Schriften op verschillende dingen licht. Paulus sprak lang. Te lang voor Eutychus. Deze jongeman zat in het raam, maar werd door slaap overmand. Paulus gebruikte blijkbaar geen 'spreektechnieken' om (al) zijn toehoorders bij de les te houden. Ook hield hij zich niet aan de ontdekking van hedendaagse wetenschappers, dat mensen gemiddeld genomen maar twintig minuten kunnen opletten, voor ze de aandacht verliezen. "... toen Paulus zo lang sprak ..." (vs. 9); er leek geen einde aan te komen. Voor Eutychus echter wel! Hij viel - in slaap gevallen - uit het raam van de derde verdieping naar beneden. Men dacht dat hij was doodgevallen, maar Paulus wierp zich op de jongen en sloeg de armen om hem heen en zei dat er leven in hem was. Hoe het verder ging? Je zou zo zeggen dat Paulus vanwege de consternatie de toespraak maar gauw beëindigde en vertrok. Maar nee, hij ging verder tot de morgenstond aan toe. Het Woord moest verkondigd worden. Hij had het verlangen het door te geven en waarschijnlijk was er tevens verlangen om zo lang te blijven luisteren.
Nadat Paulus vertrokken was, werd Eutychus levend weggebracht (vs. 12). Deze jongen was in de duisternis van de nacht, maar tegen het ochtendgloren tot leven gebracht; en dat terwijl het Woord verkondigd werd. Min of meer opstanding dus. Zijn naam betekent: gelukkig. "Welgelukzalig is het volk, dien het alzo gaat; welgelukzalig, is het volk, wiens God de HEERE is." (Ps. 144:15, SV)
Tot slot
Wie de hier genoemde voorbeelden van het gebruik van 'het morgenrood' of 'de dageraad' doorneemt, ontdekt dat het in verband staat met het aanbreken van iets nieuws, met opstanding, met de wederkomst van Christus. De macht der duisternis zal plaats moeten maken voor Zijn glorieuze openbaring in heerlijkheid.
De basis voor deze komst in heerlijkheid werd zo'n 2000 jaar geleden gelegd toen Gods Zoon als mens op aarde was. Toen Hij stierf aan het kruis tot verlossing en toen Hij opstond uit de dood.
Vroeg in de morgenstond werd ontdekt dat het graf waar Hij had gelegen, leeg was (Luc. 24:1 en 22). Het was nog donker, zo vroeg was het (Joh. 20:1). Maar Christus was opgestaan! Een nieuw begin, een nieuwe dag.
Woordverklaring
Oude Testament
1. Sjachàr
Betekenis: de schemering van de morgen, dageraad; afgeleid van het werkwoord sjachàr: zwart zijn, iets vroeg doen, iets vroeg zoeken. Gezien deze betekenis zit sjachàr erg dicht tegen de duisternis van de nacht aan. Dit is het enige woord in de Bijbel dat ook daadwerkelijk met morgenrood vertaald wordt.
Het werkwoord 'sjachàr' | ||
Staten-vertaling: | NBG-vertaling: | |
Genesis 19:15 | Dageraad | Dageraad |
Genesis 32:24 | Dageraad | Dag |
Genesis 32:26 | Dageraad | Dageraad |
Jpzua 6:15 | Dageraad | Dageraad |
Richteren 19:25 | Dageraad | Dag |
1 Samuël 9:26 | Dageraad | Morgenrood |
Nehemia 4:21 | Dageraad | Dageraad |
Job 3:9 | Dageraad | Dageraad |
Job 38:12 | Dageraad | Dageraad |
Job 41:9 | Dageraad | Dageraad |
Psalm 22:1 | Hasschachar | Dageraad |
Psalm 57:9 | Dageraad | Morgenrood |
Psalm 108:3 | Dageraad | Morgenrood |
Psalm 139:9 | Dageraad | Dageraad |
Hooglied 6:10 | Dageraad | Dageraad |
Jesaja 8:20 | Dageraad | Dageraad |
Jesaja 14:12 | Dageraad | Dageraad |
Jesaja 58:8 | Dageraad | Dageraad |
Hosea 6:3 | Dageraad | Dageraad |
Hosea 10:15 | Dageraad | Morgenstond |
Joël 2:2 | Dageraad | Morgenrood |
Amos 4:13 | Dageraad | Dageraad |
Jona 4:7 | Dageraad | Morgenstond |
2. Bokèr
Betekenis: dageraad, morgen, van het werkwoord bakàr: ploegen, doorbreken (zoals licht doorbreekt), zoeken. Bokèr komt ruim vierhonderd keer voor. Doorgaans wordt het vertaald met morgen. Zoals in Genesis 1 in "en het was avond geweest en het was morgen geweest." Die keren dat het met dat het met morgenstond vertaald is staan hieronder.
Staten-vertaling: | NBG-vertaling: | |
Genesis 41:8 | morgenstond | volgende morgen |
Exodus 7:14 | morgenstond | morgen |
Exodus 14:27 | morgenstond | morgen |
Exodus 34:2 | morgenstond | morgen |
Jozua 7:14 | morgenstond | ochtend |
Jozua 19:26 | morgenstond | morgen |
Jozua 20:19 | morgenstond | morgen |
1 Sam. 20:35 | des morgens | ochtend |
Job 7:18 | morgenstond | morgen |
Job 11:17 | morgenstond | morgen |
Job 24:17 | morgenstond | morgen |
Job 38:12 | morgenstond | morgen |
Psalm 4:6 | morgenstond | morgen |
Psalm 49:15 | morgenstond | morgenstond |
Psalm 88:14 | morgenstond | des morgens |
Psalm 90:5 | morgenstond | morgen |
Psalm 90:6 | morgenstond | morgenstond |
Psalm 90:14 | morgenstond | morgenstond |
Psalm 92:3 | morgenstond | morgenstond |
Psalm 143:8 | morgenstond | morgenstond |
Prediker 10:16 | morgenstond | des morgens |
Prediker 11:6 | morgenstond | morgen |
Jesaja 5:11 | morgenstond | des morgen vroeg |
Jesaja 17:11 | morgenstond | des morgens |
Jesaja 21:12 | morgenstond | morgen |
Jesaja 38:13 | morgenstond | morgen |
Jeremia 20:16 | morgenstond | des morgens |
Ezechiël 24:18 | morgenstond | des morgens/volgende morgen |
Amos 5:8 | morgenstond | ochtend |
Micha 2:1 | morgenstond | morgenlicht |
3. Sjepharpar
Betekenis: dageraad, vanhet werkwoord sjaphar: helder zijn, helder maken, mooi zijn.
Staten-vertaling: | NBG-vertaling: | |
Daniël 6:20 | vroege morgenstond | ochtendkrieken |
4. Tsephierah
Betekenis: kroon, cirkel, ommekeer, van het werkwoord tsaphàrt: omdraaien, terugkeren. Tsephierah wordt in Jesaja 28:5 (naast de onderstaande twee teksten eenmaal vertaald met krans (SV) of met diadeem (N.B.G.). Wat de bedoeling was om het met doem te vertalen, is onduidelijk.
Staten-vertaling: | NBG-vertaling: | |
Ezechiël 7:7 | morgenstond | doem |
Ezechiël 7:10 | morgenstond | doem |
Nieuwe Testament
1. Augee
Betekenis: straling, het aanbreken van de dag.
Staten-vertaling: | NBG-vertaling: | |
Handelingen 20:11 | dageraad | morgenstond |
2. Orthros & Orthrios (dit laatste is een bijvoeglijk naamwoord, afgeleid van het zelfstandig naamwoord orthros). In de Septuaginta (Griekse vertaling van het Oude Testament) wordt het doorgaans gebruikt om het Hebreeuwse sjachar weer te geven.
Betekenis: dageraad, morgen. Lucas 24:1 heeft orthros bathus, de diepe morgen, de (heel) vroege morgen.
Staten-vertaling: | NBG-vertaling: | |
Johannes 8:2 | morgenstond | morgenstond |
Lucas 24:1 | morgenstond | morgenstond |
Lucas 24:22 | morgenstond | vroegte |
Handelingen 5:21 | morgenstond | de ochtend |
3. Prooï & Prooïa (prooï is een bijwoord en zegt iets van een werkwoord; prooïa is een daarvan afgeleid zelfstandig naamwoord);
Betekenis: vroegst, eerst; vandaar: morgen.
Openbaring 2:28 en 22:16 hebben het woord morgenster als vertaling van prooïnos.
Sommige Griekse handschriften hebben in de laatste tekst orthrinos, wat te maken heeft met orthros.
Staten-vertaling: | NBG-vertaling: | |
Matteüs 16:3 | des morgens | des morgens |
Matteüs 20:1 | morgenstond | des morgens vroeg |
Matteüs 27:1 | morgenstond | morgen |
Marcus 1:35 | des morgens vroeg | vroeg |
Marcus 11:20 | des morgens vroeg | des morgens vroeg |
Marcus 13:35 | morgenstond | des morgens vroeg |
Marcus 15:1 | des morgens vroeg | des morgens vroeg |
Marcus 16:2 | vroeg | vroeg |
Marcus 16:9 | des morgens vroeg | des morgens vroeg |
Johannes 20:1 | vroeg | vroeg |
Johannes 21:4 | morgenstond | morgen |
Handelingen 28:23 | des morgens vroeg | vroege morgen |