Handelingen
Paulus zegt dat hij een dienaar van de Gemeente geworden is. Dat was hij -kennelijk- aanvankelijk niet. Hij was daartoe (van de moederschoot aan) wel bestemd, maar werd pas op oudere leeftijd daadwerkelijk als zodanig aangesteld. Zijn dienst tijdens de Handelingenperiode was gericht op de prediking van het heil aan Joden (in het kader van het Nieuwe Verbond – vgl. 2 Kor. 3:6), en als zij dat afwezen wendde hij zich, samen met Barnabas, tot de heidenen. Deze dienst wordt onderbouwd met een aanhaling uit de profetie van Jesaja: "Zo immers heeft de Heere ons geboden: Ik heb u tot een licht voor de heidenen gesteld, opdat gij tot zaligheid zou zijn tot aan het uiterste van de aarde" (Hand. 13:47). Deze profetie in Jesaja 49:6 (zie ook Jes. 42:6) heeft betrekking op de dienst van de knecht des HEREN wiens taak het zou zijn om Israël te herstellen en het heil overal op aarde te bewerken: "Het is te gering, dat u voor Mij tot een knecht zou zijn om op te richten de stammen van Jakob en om hen die van Israël gespaard werden, terug te brengen; Ik heb u ook gegeven tot een Licht voor de heidenvolken, om Mijn heil te zijn tot aan het einde der aarde."
Wonderlijk dat Paulus juist deze profetie aanhaalt. Er zijn in Jesaja vier profetieën aangaande de knecht des HEREN. Bij lezing ontdekken we dat zij betrekking hebben op de Messias, de Heere Jezus. Paulus vervulde op dat moment dus, naar eigen zeggen, de taak van de knecht des HEREN. Ook hier krijgen de woorden uit Galaten 1:15, dat het 'God behaagd heeft Zijn Zoon in mij te openbaren' een diepe inhoud! Tegelijkertijd haalt Paulus deze profetie aan om duidelijk te maken waarom hij zich met vrijmoedigheid tot de heidenen kan wenden. Het is Gods plan, dat het heil Gods voor Israël ook heil voor de wereld zou betekenen.
Verandering
Echter, aan Gods directe handelen met Israël en de (heiden)volken is een einde gekomen toen bleek, dat het volk het heil van God niet heeft aangenomen. In Handelingen 28:28 werd er een punt achter gezet met de mededeling van Paulus, dat "…de zaligheid van God aan de heidenen gezonden is". Daarmee eindigde Gods bemoeienis met Israël voor een bepaalde tijd. Een nieuwe periode brak aan. Israël zou korte tijd later verdreven worden uit het land en onderdeel worden van de heidenvolken.
Ook de dienst van Paulus kreeg een andere invulling. Er kwam een einde aan zijn rondreizen. Hij werd gevangen genomen en naar Rome gebracht. Daar kreeg hij huisarrest en verbleef twee jaar lang in zijn eigen gehuurde woning. Hij ging niet meer naar de mensen toe, maar ontving nu allen die tot hem kwamen. In de Kolossenzenbrief, geschreven in die periode van gevangenschap, vertelt hij dat zijn dienst is gewijzigd. Hij is een dienaar geworden van de Gemeente, het Lichaam van Christus. Hij is dat geworden "…overeenkomstig de beheerstaak van God, die mij met het oog op u gegeven is…"
Het woord 'beheerstaak' is de vertaling van het Griekse oikonomia: huishouding (SV: bedeling), rentmeesterschap, beheer. De bedoeling daarmee is "om het Woord van God te vervullen." Hier wordt het woord pleroo gebruikt in de grondtekst: voleindigen, vol maken, completeren, tot volheid brengen. Denk aan de woorden van de Heere Jezus in Johannes 16. Nog niet alles was geopenbaard. Er was nog meer te zeggen. De Heere Jezus deed dat op dat moment niet, maar wees Zijn discipelen op de Geest der waarheid die hen zou leiden in de volle waarheid. Dat heeft in de eerste plaats betrekking op het onderwijs van de Geest aan de Twaalven en de andere discipelen in de Handelingentijd. Daarbij kan het echter ook meer algemeen worden toegepast: door de Geest komt de waarheid (= het Woord) tot een voleinding. Ook datgene waarover nooit is gesproken, zou bekendgemaakt worden, namelijk, zoals Paulus in Kolossenzen 1:26 zegt: "... het geheimenis, dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest, maar nu geopenbaard is aan Zijn heiligen."
God heeft de apostel Paulus aangesteld als beheerder van een nieuwe huishouding en hij moest dus nu bekendmaken wat er aan de hand is. Wat is er nu aan de orde in Gods plan (na de afwijzing van het heil door Israël)? Welke positie hebben Joden en heidenen nu? Wat is Gods wil in deze (nieuwe) huishouding? Antwoord op deze vragen wordt alleen door Paulus gegeven in de brieven die hij in zijn gevangenschap geschreven heeft tot onderwijs voor de gelovigen. Vandaar zijn gebed in het eerste hoofdstuk, dat de gelovigen vervuld mogen worden met de rechte kennis van Gods wil. In Filippenzen1:9 zegt hij het als volgt: "En dit bid ik, dat uw liefde nog steeds overvloediger wordt in kennis en alle fijngevoeligheid, opdat u kunt onderscheiden wat wezenlijk is…"
Het woord ´kennis´ is de weergave van het Griekse epignosis: rechte of volkomen kennis. Deze kennis staat centraal in het onderwijs dat Paulus in zijn gevangenschapsbrieven geeft en heeft alles te maken met het geheimenis. Het gebed van de apostel is dat de gelovigen een overvloed aan rechte kennis zouden ontvangen om te kunnen onderscheiden. De Statenvertaling zegt hier (vs. 10): "... opdat gij beproeft de dingen die daarvan verschillen..." Het gaat erom dat de gelovigen onderscheid krijgen in Gods handelen in het kader van Zijn wil, Zijn heilsplan.
Er is verschil tussen Gods werk in de Handelingentijd en daarna. Er is verschil tussen de positie van het Joodse volk tijdens Handelingen en daarna. Er is verschil in de manier van leven toen en nu, zowel voor de Joden als voor de heidenen. Er is verschil in hoop, de toekomstverwachting toen en nu. En als wij de brieven in het Nieuwe Testament lezen, zullen we duidelijk verschillen zien in adressering, onderwerp en doel. De 'apostelen der besnijdenis' hebben Israël op het oog en zijn verbonden met Gods (profetisch) handelen met het volk en de volkeren.
Ook als we de vroege brieven van Paulus (geschreven tijdens de Handelingenperiode) vergelijken met de late brieven (geschreven na de Handelingenperiode, in zijn gevangenschap), zullen we verschillen ontdekken. Logisch, want Paulus getuigt daarin van een nieuwe huishouding met z'n eigen doel en regelgeving.
Onderwijs ontvangen in de rechte kennis zal die verschillen aan het licht brengen. Soms zijn ze heel subtiel, soms levensgroot. Hoe dan ook, het is Gods wil dat we ons erin verdiepen en visie krijgen voor het wonderbare heil, dat Hij nu heeft geopenbaard en waarmee hij ons overvloedig gezegend heeft in Christus.
De hoop der heerlijkheid
In Kolossenzen 1:27 schrijft Paulus verder: "Aan hen heeft God willen bekendmaken, wat de rijkdom is van de heerlijkheid van dit geheimenis onder de heidenen: Christus onder u, de hoop op de heerlijkheid."
Het woord 'willen' kan hier ook vertaald worden met 'wensen'. God wenste het geheimenis bekend te maken aan de heiligen. De grote vraag is of de heiligen het ook wensen te vernemen. Dat klinkt misschien raar om dat zo te zeggen, maar laten we ons niet vergissen.
De boodschap van het geheimenis is een geweldige boodschap, maar ook moeilijk te vatten. En er waren (en zijn) nu eenmaal gelovigen, die afhaken zodra het woord 'moeilijk' in beeld komt. Dat is al gebleken in Paulus' tijd en ook vandaag is het vaak niet anders. Bovendien is er nog iemand die helemaal niet wenst dat deze boodschap weerklinkt, de tegenstander, satan. Maar het was (en is!) Gods verlangen om het bekend te maken en daarmee te laten zien hoe rijk zij als heidenen daarmee gezegend zijn. Let wel, de heidenen waren van oudsher zonder Christus, uitgesloten van het burgerrecht Israëls, vreemd aan de verbonden der belofte, dus feitelijk zonder hoop en zonder God in de wereld (Efe. 2:12). Het geheimenis is bijzonder, omdat het iets is wat nooit geopenbaard was; het was altijd verborgen gebleven. Het geheimenis is ook bijzonder omdat er een grote heerlijkheid aan verbonden is, namelijk Christus in eigen Persoon!
In plaats van 'onder' kan ook vertaald worden met 'in'. Christus maakt woning in de harten van de heiligen en Hij is de hoop der heerlijkheid. Dat wil zeggen: zo zeker als Christus in hen woont, zo zeker zullen zij ook delen in de heerlijkheid waartoe God de Gemeente bestemd heeft. Die heerlijkheid hebben zij in Christus dus reeds ontvangen, maar zal eerst in de toekomst zichtbaar worden. Vandaar het woord 'hoop'.
En dan vervolgt Paulus in vers 28 met: "Hem verkondigen wij, terwijl wij ieder mens terechtwijzen, en ieder mens onderwijzen in alle wijsheid, opdat wij ieder mens volmaakt zouden stellen in Christus Jezus."
'Hem', d.i. Christus, de hoop der heerlijkheid. Hij is het middelpunt van Paulus' onderricht. In Hem zijn al de schatten van wijsheid en kennis verborgen (hs. 2:3). Het woord 'volmaakt' (Grieks: teleios) duidt op geestelijke volwassenheid. Het gaat erom, dat Gods kinderen door terechtwijzing (= corrigerende, opvoedende taak) en onderwijs in de ware wijsheid (= het Woord van God) komen tot een geestelijke rijpheid, volwassenheid, zodat zij de volle waarheid leren verstaan en Gods plan ten volle leren kennen.
Daarvoor spande Paulus zich in "onder zware strijd" (vs. 29), letterlijk: 'al strijdend'. Hij had er alles voor over om die uitnemende rijkdom bekend te maken en de heiligen te onderwijzen in die volledige kennis, zoals het een goede dienaar van de Heere God betaamt!