Een god?
Het is vaak het gebrek aan 'zelf geworteld zijn' in de Bijbel, waardoor christenen om(ver)gepraat worden. En beschik je wél over enige mate van Bijbelkennis, dan kom je vaak terecht in een oeverloze discussie. Het fundamentele punt waar het op neer komt, is de vraag of Christus God is of dat Hij een schepsel is.
Johannes 1:1 in de Nieuwe Wereldvertaling van het Wachttorengenootschap luidt als volgt: 'In [het] begin was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was een god'.
Aan het eind staat: '... en het Woord was een god'; 'een' ertussen gevoegd en 'god' met een kleine g.
Op zich is deze vertaling van dit vers niet verkeerd. Vóór het betreffende woord 'god' ontbreekt in de grondtekst het lidwoord. Waar dat het geval is, wordt in de Nederlandse vertaling dan doorgaans het woord 'een' vertaald.
Toch is het niet goed om deze 'vertaalregel' zonder meer toe te passen in Johannes 1. Een andere belangrijke regel is namelijk dat we altijd goed moeten letten op het verband waarin woorden staan. Bovendien moet de vertaling overeenstemmen met de grote lijn van de boodschap in de Bijbel. Enkele opmerkingen die duidelijk maken dat Johannes 1:1 de Godheid van Christus juist onderschrijft:
- Bijna overal wordt in het Nieuwe Testament het woord 'God' voorafgegaan door het lidwoord. Toch zien we dat bijna nergens vertaald wordt met "de God", maar telkens met "God".
- Het weglaten van het lidwoord vóór een zelfstandig woord kan voor de vertaling betekenen dat het lidwoord een moet worden weergegeven. Enkele voorbeelden: "Hij is niet een God van doden, maar een God van levenden" (Mark. 12:27) en "... Ik zal voor hem een God zijn en hij zal voor Mij een zoon zijn" (Openb. 21:7).
- Het weglaten van het lidwoord vóór een zelfstandig woord kan ook nog een andere betekenis hebben: het karakter van dat zelfstandig naamwoord wordt benadrukt. Vergelijk de vertaling van 2 Thessalonicenzen 2:4 in de '51-vertaling van het N.B.G. met die in de Herziene Statenvertaling:
"om aan zich te laten zien dat hij een god is" en "en zichzelf als God voordoet".
Ook in Johannes 1:1b wordt het karakter, het wezen van God, benadrukt: "... en het Woord was Gód". - Bovendien is in de grondtekst de woordvolgorde anders dan in onze vertalingen. De oorspronkelijke woordvolgorde van vers 1b is: "... en Gòd was het Woord".
Natuurlijk kunnen we zeggen dat het, zoals het meestal vertaald is, taalkundig correct is.
Anderzijds mogen we ook aannemen dat de door de Heilige Geest gebruikte volgorde niet voor niets is. Zie hoe opmerkelijk de structuur van vers 1 en 2 oorspronkelijk is:A. In het begin was het Woord B. en het Woord was bij C. God C. en Gód was B. het Woord. A. Dit was in het begin bij God.
De volgorde is simpelweg: Begin - Woord - God - God - Woord - Begin. - Het laatste zinsdeel (Gód was het Woord) van vers 1 begint dus met het woord God zonder dat dit voorafgegaan wordt door het lidwoord. Dit komt vaker voor in de Bijbel; enkele voorbeelden:
"Gòd is het, Die rechtvaardigt" (Rom. 8:33b);
"Gòd was het namelijk Die in Christus de wereld met Zichzelf verzoende ..." (2 Kor. 5:19);
"Dwaalt niet, Gòd laat niet met Zich spotten" (Gal. 6:7) en
"Gòd is Getuige!" (1 Thess. 2:5).
Het zou absurd zijn hier telkens met 'een god' te vertalen.
De Godheid van Christus
Johannes 1:1b is in de gangbare vertalingen terecht vertaald met: "... en het Woord was God". Wel had het handhaven van de originele volgorde meer duidelijkheid verschaft. Dit vers bevestigt dus de Godheid van Christus, wat ook in andere teksten naar voren komt: Jesaja 9:5 (men noemt Zijn Naam ... sterke God); Johannes 20:28 (mijn Heere en mijn God); Kolossenzen 2:9 (in Hem woont heel de volheid van de Godheid lichamelijk); Hebreeën 1:8 en 9 (maar tegen de Zoon: Uw troon, o God) en 1 Johannes 5:20 (Zijn Zoon Jezus Christus. Die is de waarachtige God).
Natuurlijk moeten we hierbij beseffen dat er verschil is tussen Vader en Zoon. De Vader is de Bron van alle dingen (1 Kor. 8:6), terwijl de Zoon / het Woord Degene is door Wie (heen) alles geschapen is (Kol. 1:16). Er is onderscheid in de wijze waarop God Zich in Zijn werken openbaart, waarmee de Bijbel geenszins bedoelt te zeggen dat daarom de Zoon niet God zou zijn!
Bovendien moeten we letten op de verschillende fasen in de heilsgeschiedenis. De verhouding tussen Vader en Zoon was anders tijdens het mens-zijn van de Heere Jezus dan daarvoor en daarna. Dat Christus Zich inmiddels weer in Zijn uitermate hoge positie van het Gode gelijk zijn bevindt, lijkt velen te ontgaan.