Jesaja
Het grootste deel van de twee hoofdstukken Jesaja 13 en 14 is gewijd aan het oordeel over Babel. En natuurlijk gaat het dan in de eerste plaats om de ondergang van het Rijk, dat eertijds heeft bestaan. Maar toch...er zijn teveel aanwijzingen, dat de algehele vervulling van deze profetie nog moet plaatsvinden:
- Er wordt gesproken over de "Dag des HEREN" (:6,8) en dat is een periode, die betrekking heeft op de tijd van de wederkomst van de Heere. Het is de tijd waarover Johannes in het boek Openbaring schrijft en te maken heeft met de voleinding der eeuw.
- Het gaat hier over de brandende toorn des HEREN over "de aarde" (:9) en de bezoeking van het kwaad "aan de wereld" (:11). Een veel ruimer gebied dus dan alleen rijksgebied van Babel.
- Er staat: "Daarom zal Ik de hemel doen wankelen en de aarde zal bevend van haar plaats wijken door de verbolgenheid van de HERE der heerscharen, ten dage van Zijn brandende toorn" (:13). Zulke ingrijpende gebeurtenissen hebben zich in de dagen van toen niet voorgedaan. Vergelijk Openbaring 16:19, waar staat, dat de grote stad viel en de steden der volken zullen instorten!
- Van Babel wordt gezegd in vers 19, dat het zal worden als Sodom en Gomorra, toen God ze ondersteboven keerde. Kenmerkend bij de verwoesting van deze twee steden was, dat ze door Gods vuur verteerd werden. Wel, het oude Babel is nooit door vuur verwoest. In Openbaring 18 echter lezen wij: "En de koningen der aarde...zullen over haar wenen en weeklagen, wanneer zij de rook van haar verbranding zien" (:9).
- Jesaja 13:20 zegt: "..en het zal in eeuwigheid niet meer bewoond worden, noch bevolkt zijn van geslacht tot geslacht...". Uit de geschiedenis zijn meerdere verslagen van onderzoekers bekend, waarin over de bewoning van Babel gesproken wordt. Haar bevolkingsaantal wisselde sterk door de eeuwen heen, maar er is nooit een tijd geweest die overeenstemt met de profetie van Jesaja 13:19 en 20. De conclusie moet dan ook zijn dat deze woorden nog ten volle vervuld moeten worden!
In Jesaja 14:1 blijkt waarom Babel voor altijd ten onder zal gaan: "Want de HERE zal Zich over Jakob ontfermen en nog zal Hij Israël verkiezen en ze op hun eigen bodem doen wonen..." Als het ´grote Babylon´ valt, zal het ´grote Jeruzalem´ opstaan!
Israël zal worden hersteld naar Gods beloften en men zal een "spotlied op de koning van Babel" aanheffen: "Hoe heeft de drijver opgehouden, opgehouden is de verdrukking!" (vs. 4). Deze woorden sluiten aan op Jesaja 10:20 en Jeremia 31:11 "Want de HERE maakt Jakob vrij en verlost hem uit de macht van wie sterker is dan hij".
De Babelse dictatuur van de eindtijd zal verbroken worden, zodat de aarde rust ontvangt en men uitbreekt in gejubel (Jes. 14:7).
Uit dit hoofdstuk, Jesaja 14, blijkt ook de aard en de afkomst van "de koning van Babel". Tegen de achtergrond van zijn verschijning ontdekken wij de zwarte gestalte van de satan, oftewel: "de morgenster, zoon des dageraads" (vs. 12). Hij is de inspirator van de Beest-heerschappij in de eindtijd (vgl. Openb. 13:2!). De koning van Babel wordt in Openbaring 13 gesymboliseerd door het ´beest uit de zee´. Als die (beest)heerschappij door de Heer Zelf tenietgedaan wordt zal er werkelijk niets van Babel overblijven: "...Ik roei van Babel uit naam en rest (= dat wat ervan overblijft), telg en spruit (= dat wat er van afstamt en wat er nog uit voortkomt), luidt het Woord des HEREN. En Ik zal het maken tot een bezit van roerdompen en tot waterpoelen, en Ik zal het wegbezemen met de bezem der verdelging, luidt het Woord van de HERE der heerscharen" (vs. 22-23).
Een algehele, complete verwoesting staat Babylon te wachten, zoals ook in Openbaring 18:21 wordt bevestigd: "Zó zal Babylon met geweld geworpen worden, de grote stad, en zij zal nooit meer gevonden worden" (zie ook Openb.18:2, 14:8 en Jes. 21:9). Men leze ook nog Jesaja 47.
Jeremia
In de profetie van Jeremia 25 lezen wij over de "beker met de wijn der gramschap" (vers 15 e.v.). Deze oordeelsbeker moet op last van de HERE gegeven worden aan Jeruzalem, de volken rondom en zelfs aan "alle koninkrijken der aarde" (vs. 26).
Als alle volkeren, die de wijn van Gods toorn moeten drinken, zijn opgenoemd, wordt tenslotte nog apart melding gemaakt van een koning: "..en de koning van Sesak zal na hen drinken" (vers 26). Wie is deze koning van Sesak?
Volgens de Massora (= overlevering) is deze naam een soort geheimschrift, een code-naam, tot stand gekomen door de spiegeling van het Hebreeuwse alfabet.
Tegenover de Aleph (1e letter) staat dan de Thaf (laatste letter); tegenover de Beth (2e letter) staat de Sien (de voorlaatste letter), enz.
Zo zouden de letters S-S-K, dan staan voor het tegenovergestelde, namelijk: B-B-L. Sesak is dan: Babel!
Hoe het ook zij, in Jeremia 51 maakt de Bijbel zelf duidelijk, dat Babel bedoeld wordt: "Ach, hoe is Sesak veroverd en de roem der gehele aarde ingenomen!
Ach, hoe is Babel onder de volken tot een voorwerp van ontzetting geworden" (vs. 41).
Er zit dus heel duidelijk een volgorde in de oordeelsuitoefening van God. De HERE zegt: "..want zie, in de stad waarover mijn naam is uitgeroepen (= Jeruzalem), begin Ik rampen te brengen..." (vs. 29).
De definitieve vervulling van deze profetie ligt in de toekomst, want dat is in het verleden nog niet gebeurd.
Het is dan ook volkomen logisch, dat wij de "beker met de wijn der gramschap" in het boek Openbaring terugvinden (zie Openb. 14:10, 16:19 en ook 19:15), want daarin wordt de dag van Gods toorn beschreven.
De oordeelsrampen zullen zich vanuit Israël, m.n. Jeruzalem, dat als eerste geoordeeld wordt, als een olievlek uitbreiden over de gehele aarde. Alle volkeren zullen door de HERE bezocht worden.
En wanneer alle "koninkrijken der aarde" hun deel ontvangen hebben, zal tenslotte de "koning van Babel" zelf het oordeel ondergaan. Zodoende wordt dat oordeel pas aan het einde van het boek Openbaring beschreven.
De ondergang van de stad (Openb. 17,18)
De ondergang van het Beest en de valse profeet (Openb. 19:20)
De ondergang van satan, door de binding in de afgrond, 1000 jaren lang (Openb. 20:1-3)
Uiteindelijk wordt satan geworpen in de "poel van vuur en zwavel" (vs. 10).
Jeremia 50 en 51
Zoals in de profetie van Jeremia twee hoofdstukken achter elkaar gewijd zijn aan het toekomstig oordeel en herstel van Israël (Hs. 30 en 31), zo zijn er ook twee (lange) hoofdstukken, die spreken over Babel. Het is deze beschrijving van het oordeel van Babel, die nogal wat overeenkomsten vertoont met de twee hoofdstukken in Openbaring, 17 en 18. Ook nu zien we weer, dat wat hier geprofeteerd is, nooit volledig is vervuld.
Een paar voorbeelden uit hoofdstuk 50:
Vers 3 zegt, dat het land tot woestenij zal worden en geen inwoner zal er in zijn. Aangezien dat vandaag niet zo is, zal het dus nog moeten gebeuren.
Vers 4, 5 spreken over een algemene terugkeer van de Israëlieten zoals die nog nooit heeft plaatsgevonden.
Vers 8, 28 spreken over vluchtelingen en ontsnapten uit het land van Babel die in Sion berichten over de wraak van God. De toenmalige terugkeer van de Joden uit Babel was geen ontsnapping, maar men (Ezra / Nehemia) had toestemming gekregen van de overheid.
Vers 40 Ook hier wordt weer de vergelijking gemaakt met Sodom en Gomorra; een dergelijke verwoesting is nog toekomst.
Vers 41-43 spreken over een enorme macht uit het Noorden (gezien vanuit Babel), die de koning van Babel zal doen verslappen van schrik en huiver (zie ook :3, 9). Hoewel Medië t.o.v. Babylon in het noorden lag, kunnen deze woorden onmogelijk alleen maar van toepassing zijn op de toenmalige situatie.
Vers 46 zegt, dat de ondergang van Babel de aarde doet beven en de volkeren doet schreien. Ook dat was niet het geval toen het Babylonische Rijk van Nebukadnessar overging in de handen van Meden en Perzen.
Een paar voorbeelden uit hoofdstuk 51:
Vers 7 spreekt over een "gouden beker, die de gehele aarde dronken maakte", vgl. Openbaring 17:2-4 en 18:3.
Vers 8 spreekt over de plotselinge val van Babel, terwijl in Openbaring 18:10 gezegd wordt , dat haar oordeel "in één uur" is gekomen, plotseling dus.
Vers 9 (zie ook vers 45) spreekt over het verlaten van Babel en het oordeel, dat tot de hemel reikt. We vinden dat terug in Openbaring 18:4,5.
Vers 13 zegt: "Gij, die aan grote wateren woont..." Openbaring 17:1 toont ons de "hoer, die zit aan vele wateren..."
Vers 25 vermeldt, dat Babel zal worden tot "een berg van brand". In Openbaring 18:8 wordt het vuur van het oordeel genoemd.
Vers 60-64 tenslotte spreken opnieuw over de woestenij en Babel, dat als een steen zal wegzinken in de Eufraat. Vgl. Openbaring 18:21.
We zien dus, dat wat Jeremia over Babel heeft voorzegd in het verleden slechts ten dele is vervuld, zodat er in de toekomst een dusdanige situatie zal ontstaan in het Midden Oosten, dat deze profetieën (letterlijk) in vervulling kunnen en zullen gaan, precies zoals God ze door Zijn dienaren heeft uitgesproken.