Om je als kind van God dienstbaar te kunnen opstellen is het nodig in de goede gezindheid te wandelen in de liefde. Dat is bijvoorbeeld ootmoedig letten op het belang van anderen. Het is de gezindheid van Christus, waarop de apostel wijst. Een gezindheid van overgave en vernedering. Hij was in de gestalte Gods, maar wilde dat niet alleen als een roof voor zichzelf beschouwen. Hij heeft de Goddelijke opdracht aanvaard en al die heerlijkheid afgelegd om het werk der verlossing op aarde te volbrengen. Zelfs in Zijn hoedanigheid als mens van vlees en bloed heeft Hij zich vernederd en in volstrekte gehoorzaamheid aan de hemelse Vader is Hij Zijn weg gegaan. Wij kunnen ons nauwelijks voorstellen wat dit voor Hem betekende. De Zoon van God als mens op aarde, de ware Dienstknecht. Dit was een weg van gebed en smeking, van tranen en angst, een lijdensweg. En… een vruchtbare weg! In Filippenzen 2:9 zegt Paulus: “Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd…” Natuurlijk zullen wij ten opzichte van deze volmaakte gezindheid altijd te kort schieten. De overgave van Christus is echter een voorbeeld, waar Paulus zelf ook aandacht aan schonk: “Wordt mijn navolgers, zoals ook ik Christus navolg” (1 Kor. 11:1).
Bovendien heeft die gezindheid grote gevolgen, ook voor later!
Na de vernedering volgt immers verhoging. Na de strijd volgt de overwinning. Na het lijden volgt de heerlijkheid.
We mogen met Paulus zeggen: “Want ik ben ervan overtuigd dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden” (Rom. 8:18).
Christus heeft Zich het diepst vernederd. Hij heeft dan ook de hoogste plaats ontvangen. De Naam boven alle naam. Hij is na Zijn volbrachte werk en Zijn opstanding uit de dood in Zijn heerlijkheid ingegaan (vgl. Joh. 17:5). Nu is dat nog allemaal verborgen, maar er komt een dag, dat Hij Zichzelf zal openbaren. En dan zal elke knie zich buigen en alle tong belijden, dat Jezus Christus is Heere, tot heerlijkheid van God, de Vader!
De behoudenis bewerken
De gezindheid van Christus wordt als voorbeeld gesteld voor gelovigen. Eén van de belangrijkste elementen van die gezindheid is gehoorzaamheid. Overgave en toewijding aan de Heere zijn de voorwaarden voor een vruchtbaar leven. Paulus roept de gelovigen op hun aan hun zaligheid (of: behoudenis) te werken met vrees en beven. Deze woorden kunnen gemakkelijk verkeerd begrepen worden. ´Werken aan de zaligheid´ betekent hier uitwerken. Het is niet mogelijk voor een mens om door (goede) werken de zaligheid te verdienen. De zaligheid kan je alleen maar gegeven worden. In Efeze 2 staat tot tweemaal toe geschreven: “door genade bent u behouden.” Op de vraag: “Heren, wat moet ik doen om zalig te worden?”, antwoorden Paulus en Silas: “Geloof in de Heere Jezus Christus…” (Hand. 16:30-31). De zaligheid ontvang je dus op grond van geloof. En als je door het geloof in de Heere Jezus een kind van God geworden bent, mag je die ontvangen zaligheid uitwerken.
Zoals een boer een akker bezit en die vervolgens bewerkt om er vrucht van te hebben, zo mogen wij aan en op de akker van onze zaligheid werken, zodat er vrucht uit voortkomt. Dat kan alleen maar in afhankelijkheid van de Heere. Daarom heet het: “met vrees en beven.” Dat wijst niet op een soort schrikbewind van de Allerhoogste waarvoor gelovigen dagelijks moeten sidderen. De uitdrukking geeft afhankelijkheid aan, overgave, toewijding. Je laten beheersen door de vraag: ‘Heere, wat wilt U dat ik doen zal?’ In de praktijk betekent dat bijvoorbeeld, dat je alles doet zonder morren of bedenkingen. Doen wat je hand vindt om te doen. Zo zal je leven vruchtbaar zijn voor God en zul je schijnen als een lichtende ster in deze, geestelijk gezien, donkere wereld. Tenslotte roept Paulus nog op om: “…vast te houden aan het Woord van het leven” (Filip. 2:16). Een toegewijd kind van God leeft dagelijks bij een geopende Bijbel, en zegt met de Psalmist: “Uw Woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad” (Ps. 119:105).