De laatste gelijkenis die in het Matteüsevangelie (hs. 25:14-30) is opgenomen, gaat over het loon of het verlies dat het gevolg is van dienstbaarheid aan een afwezige heer.
Het begin van de gelijkenis lijkt veel op die van de zaaier, want in beide gevallen wordt de formulering "Het koninkrijk der hemelen is als ..." weggelaten. De eerste gelijkenis begint met de woorden: "Zie, een zaaier ging uit om te zaaien ..."; de laatste met: "Want het is als een mens, die bij zijn vertrek naar het buitenland ..." In beide gelijkenissen gaat het om het resultaat. Er is grond die geen vrucht voortbrengt en grond die dat wel doet. De vrucht zelf varieert: soms dertigvoudig, soms zestigvoudig, soms honderdvoudig; dit is precies zo het geval in de gelijkenis die nu voor ons ligt. Daar zien we de luie slaaf en de getrouwe slaven. Hun winst, hoewel naar verhouding, is verschillend in hoeveelheid, de één verdient vijf talenten, de ander twee.
Structuur
De gelijkenis van de talenten in Matteüs 25 verdeelt zichzelf in drie gedeelten, het aanstaande vertrek van de heer, zijn afwezigheid en zijn terugkeer. Na elke handeling van de heer gebeurt er iets met of aan zijn slaven. Eerst worden hen goederen geleverd, daarna handelen zij met die goederen of anderszins en tot slot worden zij wel of niet beloond. Dit alles blijkt duidelijk uit de structuur:
A.1 vs. 14 De beoogde reis. B.1 vs. 15 Het leveren van de goederen aan de slaven. A.2 vs. 15 Het vertrek. B.2 vs. 16-18 Het gebruik van de goederen door de slaven. A.3 vs. 19 De terugkeer en de afrekening. B.3 vs. 20-30 De beloning of straf voor de slaven.
Wat blijkt, is dat er alleen sprake is van dienstbaarheid tijdens de afwezigheid van de heer. De opdracht wordt vlak voor het vertrek gegeven en de beloning volgt bij zijn terugkomst. Aan het einde van elk van de vier evangeliën, geeft de bijna vertrekkende Heer verschillende opdrachten aan Zijn discipelen. Johannes laat het verschil zien tussen Petrus' bediening en zijn eigen bediening, als een verschil in bekwaamheid. We kunnen gemakkelijk zien dat de apostelen die de Heer deze gelijkenissen hoorden uitspreken, hun eigen plaats daarin konden zien. Aan hen werden misschien de vijf talenten gegeven, zodat machtige werken gedaan werden door de apostelen door middel van de gaven van de Heilige Geest, tijdens de periode van hun bediening. Aan anderen werden twee talenten gegeven. In 1 Korintiërs 12 worden verschillende gaven van de Heilige Geest opgenoemd, eindigend met de woorden: "Doch dit alles werkt een en dezelfde Geest, die een ieder in het bijzonder toedeelt, gelijk Hij wil" (vs. 11). Zo worden in de gelijkenis de talenten verdeeld "een ieder naar zijn bekwaamheid" (Matt. 25:15).
Ponden
Het is goed om naast deze gelijkenis die van de ponden te lezen in Lucas 19. Daar wordt een pond gegeven aan elke slaaf in plaats van een verschillende hoeveelheid talenten zoals in de gelijkenis van de talenten. En in plaats van te zeggen: "Heer, ik heb (zoveel talenten) verdiend" (Matt. 25), zegt de slaaf: "Heer, uw pond heeft winst gemaakt", tien of vijf ponden. In het geval van de slechte slaaf in Matteüs 25, graaft hij een gat in de grond en verbergt het geld van de heer, terwijl in de gelijkenis van de ponden hij het weglegde in een doek. En in beide gevallen geeft de slechte slaaf een soortgelijk excuus voor zijn handelen. In Matteüs 25 is het: "Heer, ik wist van u, dat gij een hard mens zijt, die maait, waar gij niet gezaaid hebt, en die bijeenbrengt van plaatsen, waar gij niet hebt uitgestrooid. En ik was bevreesd ..." (vs. 24 en 25). En in Lucas 19 is het: "Want ik was bang voor u, omdat gij een streng mens zijt; gij neemt weg wat gij niet hebt uitgezet en gij maait wat gij niet gezaaid hebt" (vs. 21).
In beide gelijkenissen is het antwoord van de Heer aan deze slechte slaven dat het geld zo gebruikt had moeten worden dat het rente had opgeleverd en wel volgens het principe "Want aan een ieder, die heeft, zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben. Maar wie niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden" (Matt. 25:29; vgl. Luc. 19:26). De gelijkenis van de talenten wordt gevolgd door het oordeel over de volken, terwijl de gelijkenis van de ponden eindigt met het oordeel over het volk dat niet wilde "dat ik koning over hen werd" (Luc. 19:27).
Laten we iets dieper ingaan op sommige punten. Ten eerste is er het verschil tussen de hoeveelheden die worden gegeven. Als de heer de goederen verdeelt, "een ieder naar zijn bekwaamheid", kunnen de slaven zeggen: "... ik heb er (...) talenten bij verdiend" (Matt. 25:20). In Lucas 19 geeft de heer allen echter dezelfde hoeveelheid; waarna de slaaf uiteindelijk zegt: "Uw pond, heer, heeft (...) ponden opgebracht" (vs. 18). Hier hebben we te maken met een tweevoudig beeld en het is voor ons heel belangrijk om dat duidelijk te zien.
Op een ander niveau zien we dit principe terug in Filippenzen 2:12 en 13. Het 'bewerken van je zaligheid' is naar gelang "ieders bekwaamheid"; met het gevolg dat je kunt zeggen: 'Ik heb winst gemaakt'. Maar met de woorden "Want God is het Die in u werkt" zitten we op één lijn met de gelijkenis van de ponden: 'Uw pond heeft winst gemaakt'; dan gaat het niet meer om individuele bekwaamheid. Ook in de Filippenzenbrief wordt overigens over winst gesproken als een belangrijk facet van het onderwijs in deze brief. Denk aan teksten als: "Want het leven is mij Christus en het sterven winst"; "maar alles wat mij winst was" en "opdat ik Christus moge winnen" (Fil. 1:21 en 3:7 en 8).
Opbrengst
In beide gelijkenissen verbergt de luie slaaf het geld; de ene in de grond, de ander in een doek. Matteüs 5:14-16 zegt: "Gij zijt het licht der wereld. Een stad die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven (...) schijnt voor allen". Dit brengt ons weer bij Filippenzen 2, want daar, onmiddellijk volgend op de woorden die we eerder aanhaalden (over het bewerken van uw behoudenis), zegt de apostel: "... schijnt als lichtende sterren in de wereld", wat op zijn beurt in verband staat met de wens "mij ten roem tegen de dag van Christus". De apostel vertelt hun dat hij een opbrengst verlangt die als een tegoed op hun rekening aangroeit (Fil. 4:17).
Dat de woorden van de luie slaaf dat hij wist dat zijn heer 'maait, waar hij niet gezaaid had' door de heer herhaald worden, is niet zonder betekenis. Hoewel het licht waarin de slaaf dit zag niet het juiste was, lijkt het feit zelf wel juist te zijn. De Heer verwacht te oogsten waar Hij niet gezaaid heeft, namelijk, door de liefdevolle dienstbaarheid van Zijn mensen. Zij zijn zich er echter zeer van bewust dat deze dienstbaarheid alleen mogelijk is als 'Hij het in hen werkt'. De beloning is in alle gevallen evenredig aan de hoeveelheid die verdiend is. Er wordt geen verschil gemaakt tussen degene die zei: 'Ik heb verdiend' en degene die zei: 'Uw pond heeft winst gemaakt'. In beide gevallen worden zij tot heerser aangesteld, een beloning die in het bijzonder wordt gegeven aan degene die overwint. De woorden, "over veel zal ik u stellen" van Matteüs 25:21 en 24:45-47, zijn hetzelfde en benadrukken het feit dat de gelijkenis van de talenten een nadere uitleg is van de (kortere) gelijkenis van de trouwe en slechte slaven. De woorden in Lucas 19:17, "heb gezag", weerklinken in Openbaring 2:26.
Matteüs 25:27 ("ik zou bij mijn komst mijn eigendom met rente opgevraagd hebben") is ook belangrijk. Met hetzelfde doel schreef Paulus in Titus 2:10-14: "... om de leer van God, onze Heiland, in alles tot sieraad te strekken (...) volijverig in goede werken". Denk ook aan 1 Timoteüs 6:18 en 19: "... rijk te zijn in goede werken (...) waardoor zij zich een vaste grondslag voor de toekomst verzekeren om het ware leven te grijpen". De straf voor de luie slaaf is niet zwaarder dan die voor hem die op 'zijn vlees zaait', want Galaten 6:8 vertelt ons dat hij "uit zijn vlees verderf oogsten" zal. Vergelijk hier ook de woorden van 1 Korintiërs 3: "... hij zelf zal gered worden, maar als door vuur heen"(vs. 15). De luie slaaf is nog altijd een slaaf; en daarom in Lucas 19:27 apart gezet van "de vijanden".
De eerste gelijkenis (Matt. 13) laat zien dat de verschillende zaaiingen wijzen op de verschillende bedieningen van de Heere en Zijn apostelen. Het is daarom heel goed mogelijk dat deze laatste gelijkenis, met zijn verschillende talenten, gaat over de bedieningen van de apostelen. Hoewel er diverse overeenkomsten zijn tussen de vijf talenten en de bediening van Petrus, de twee talenten en die van de Twaalven en het ene talent en die van de lering van de brief aan de Hebreeën, zijn we van mening dat we niet meer kunnen doen dan dit feit te noemen, zonder er verder uitgebreid op in te gaan.
Duidelijk is, dat het in de gelijkenissen van het Matteüsevangelie niet gaat over de Gemeente, het Lichaam van Christus. Wel mogen we het onderwijs van de gelijkenis van de talenten toepassen in ons leven, bijvoorbeeld door dit onderwijs te 'vullen' met de woorden van de Filippenzenbrief. Dan zal de opbrengst veelvoudig zijn op de Dag van Christus Jezus!