Relatie Romeinen en Efeziërs
In de Romeinenbrief is sprake van de fundamentele leer, waar de openbaring van het geheimenis later op gebouwd zou worden.
Onderzoeken we Romeinen 8, dan zien we het wonderlijke verband tussen dit hoofdstuk en de drie gemeentelijke gevangenisbrieven, waarin de verborgenheid direct wordt geopenbaard. Het is de belangrijke schakel is tussen de vroege en late brieven. We kunnen de fundamentele waarheden van het geheimenis daarin al ontdekken en onderscheiden. Pas wanneer we de waarheden van Romeinen 8 goed kunnen overzien, zijn we in staat om de verklaring van wat het geheimenis is, te begrijpen, zoals dat naar Gods wil en plan geopenbaard is in de brieven aan de Efeziërs, de Filippenzen en de Kolossenzen. Zonder deze fundamentele waarheden is het onmogelijk om de openbaring van het geheimenis te aanvaarden als een leerstellig feit, dan wel die te verstaan als een geestelijke realiteit. Wanneer eenmaal het fundamentele onderwijs van Romeinen 5:12 tot 8:39 begrepen en zijn relatie tot het geheimenis onderkend is, vallen alle andere brieven in hun juiste chronologische volgorde en wordt meteen hun plaats gezien in relatie tot de twee belangrijke centrale leerstellige brieven: die aan de Romeinen en die aan de Efeziërs.
De Romeinenbrief legt het ware fundament van het evangelie der genade Gods en bereidt de weg voor het evangelie van de heerlijkheid van Christus en voor de openbaring van het geheimenis waar naar verwezen wordt, maar die later wordt onderwezen in de gevangenisbrieven.
2 Timotheüs 1:15 markeert het begin van de huidige verwarring en strijd, wat openbaar werd in het zich afkeren van Paulus en zijn onderwijs. Het ging allemaal goed, zolang de Efeziërs zich hielden aan zijn onderricht; maar zodra zij zich van hem en zijn onderwijs met betrekking tot het geheimenis afkeerden, begonnen de problemen en zien we de neerwaartse gang van afval getekend in de tweede brief aan Timotheüs, die op dat moment in Efeze woonde en die er daarom alles van wist. De teloorgang van die kostbare waarheid was het begin van het verderf binnen de kerk, zowel in praktische als leerstellige zin. Een verderf dat tot in de Middeleeuwen doorging. Alleen door terug te keren naar het onderwijs van de Efezebrief, gebaseerd op het fundament zoals dat er ligt in de Romeinenbrief en door de waarheid van het geheimenis weer te herstellen, is het mogelijk dat de kerk terugwint wat zij verloren heeft.
Niet door nieuwe manieren van samenkomen, andere vormen van aanbidding, nieuwe theologische denkbeelden vanaf de kansel of enig ander modern middel komen de heiligen tot de ontdekking dat zij gezet zijn in de hemelse gewesten in Christus (Efezebrief), wat de kracht van Zijn opstanding is (Filippenzenbrief), of gaan zij verstaan dat zij volmaakt zijn in Hem (Kolossenzenbrief).
Het geheimenis vraagt van ons dat we de heiligen zien als één lichaam, waarvan Christus Zelf het Hoofd is. Dit laatste komt in de Romeinenbrief nog niet naar voren.
Om de geestelijke realiteit van het geheimenis (van de Efezebrief) te begrijpen, moeten we de fundamenten in de leer van Paulus die daaraan ten grondslag liggen, bestuderen.
De fundamenten van de leer van Paulus
Als apostel der heidenen had Paulus een rentmeesterschap ontvangen, de bedeling van het geheimenis, dat verborgen is geweest van alle eeuwen en van alle geslachten (Kol. 1:26), in God (Efe. 3:9). Met name dit laatste maakt ons duidelijk dat er diepe waarheden van God in deze geïnspireerde geschriften liggen, die moeilijk te begrijpen zijn.
Het zijn niet alleen deze 'diepe waarheden' waardoor hij meer had om te verkondigen dan de andere bijbelschrijvers; ook de eenvoudiger en meer fundamentele elementen in verband met de waarheid van God aangaande Christus spelen daarin een rol. Door dit laatste niet te herkennen, kunnen de onderscheiden waarheden die de Heilige Geest via Paulus en Johannes gegeven heeft, verward en zelfs vermengd worden.
Denk bijvoorbeeld aan de wedergeboorte en de twee naturen in het kind van God. Niet langer 'in het vlees' zijn, maar 'in de geest', is een diepere en vollere waarheid dan wedergeboren zijn. Het zijn van een nieuwe schepping is meer dan wedergeboren zijn in deze wereld, in deze schepping. Het eerste heeft vooral te maken met het geestelijk leven, daar waar Christus is. En zo is ons leven "met Christus verborgen in God" (Kol. 3:3).
Alleen in de Paulinische brieven staat dat we onszelf moeten zien als mensen die gestorven zijn met Christus. Dit houdt verband met onze gehele persoon in deze wereld, in deze schepping; niet slechts dood ten opzichte van onze oude natuur of het kwade in ons. Bij 'de oude mens' denkt Paulus niet alleen maar aan 'zonde' waar we van nature mee behept zijn, maar aan het geheel van de oude schepping die we waren, als afstammelingen van Adam. De uitspraak "... dan is het lichaam wel dood vanwege de zonde ..." (Rom. 8:10) is een veel diepere persoonlijke waarheid dan slechts het herkennen en veroordelen van onze zondige natuur. Wie gelooft wat Johannes leert in zijn geschriften kan zonder meer de waarheid aanvaarden met betrekking tot de twee naturen. Het geheimenis wordt echter niet geopenbaard in zijn geschriften. "U moet opnieuw geboren worden" (Joh. 3:7) is niet alleen nu waar, maar ook op het moment dat Ezechiël 36 zal worden ... Maar zal dan het geheimenis van Christus in Paulus' brieven niet een voltooid en bereikt feit zijn?
Met Christus gestorven zijn, gaat verder dan opnieuw geboren zijn. Zij die namelijk met Hem gestorven zijn, zullen ook met Hem heersen. Juist op dit punt gaat het om geloof en gehoorzaamheid van het geloof; zie het naschrift van de Romeinenbrief. God op Zijn Woord nemen en Zijn beloften geloven in Christus, is niet alleen weten dat je vrijgesproken en gered bent van het oordeel, maar betekent ook dat het geloof ons wordt gerekend tot gerechtigheid, zoals we leren in de Romeinenbrief. De God en Vader van onze Heere Jezus Christus weet hoeveel zondaren uit de heidenen Zijn goede boodschap geloven, oftewel: het evangelie aangaande Zijn Zoon. Hij weet hoevelen het er in hun hart voor houden dat zij met Christus gestorven zijn, niet alleen met betrekking tot hun oude natuur, maar ook met betrekking tot deze gehele oude schepping: dood ten opzichte van de beginselen van deze wereld. De wet van de zonde en de dood betekent meer dan alleen 'zonden´ en ´zonde'.
Romeinen 5:12 verwijst naar die wet en naar de tekortkomingen van het schepsel dat afstamt van Adam, wat ook weer verder gaat dan de zonde in de gelovige, waar Johannes later over schrijft. En zo maakt de "wet van de Geest van het leven" die aanwezig is in degene die in het geloof gestorven is met Christus, hem vrij van de "wet van de zonde en de dood" (Rom. 8:2). Rechtvaardiging verwijst niet alleen naar zonden, maar vooral ook naar deze wet van zonde en dood. Het gaat niet zo zeer over de overtredingen van de wet, maar over zonde en dood die er al waren sinds Adam en Eva.
Zolang het niet gaat over het schepsel dat zondigt, verwoest en dood is in Romeinen 5:12 tot 8:39 en het slechts over zonde en zonden gaat, is het fundament voor het diepere onderwijs van Paulus met betrekking tot het geheimenis in de Efezebrief niet compleet.
En juist hier ligt de belangrijke tekortkoming in veel onderwijs. Velen spreken dogmatisch over ´gered zijn´, veelal uit de situatie van Romeinen 7, terwijl ze daar Bijbels gezien nooit deel aan hebben gehad. Wanneer de wet van de zonde en de dood werkelijk ervaren wordt (wat alleen maar onder leiding van de Geest kan) en wanneer -naast de zonde- de vergankelijkheid der schepping gekend wordt (zoals in Romeinen 7 geschetst wordt), dan zijn we inderdaad met Christus gestorven en opgewekt, en is alleen Híj ons leven. Christus kennen als de "hoop van de heerlijkheid" is meer dan 'slechts' wedergeboren zijn. Wie dan ook aanneemt dat ieder die wedergeboren is (in welke tijd hij of zij ook leeft), deel heeft aan de positie waartoe God ons in de Efezebrief roept, laat het onderliggende onderwijs van Romeinen 5:12 tot 8:39 links liggen en gaat boven hetgeen geschreven staat.
Geestelijke lessen
Nogmaals: het onderwijs van de Romeinenbrief is niet hoe de gelovige in Christus gerechtvaardigd is, maar hoe God een zondig en vruchteloos schepsel rechtvaardigt. Wat Christus is voor de gelovige, staat in 1 Korintiërs 1:30 en op andere plaatsen; in de Romeinenbrief echter gaat het om de rechtvaardiging door God van de zondaar die zich bewust is van het feit dat hij een verloren en vruchteloos schepsel is.
Het is niet alleen zo dat God ons vergeeft en ons vrijspreekt van de zonden die we in het verleden gedaan hebben, wanneer we geloven in het evangelie aangaande Zijn Zoon, maar ook dat wij gestorven zijn en "gerechtvaardigd van de zonde" (Rom. 6:7). Daarom zijn wij, die in God geloven en weten dat we met Christus gestorven zijn, "vrijgemaakt van de wet van de zonde en de dood" en genieten wij door het geloof de "rechtvaardiging van het leven" (Rom. 5:18). Zo maken wij deel uit van een nieuwe schepping; we zijn in Christus en ons "leven is met Christus verborgen in God" (Kol. 3:3). En zo ziet, naar de rijkdom van Zijn genade, onze geestelijke positie eruit!