In zijn brief aan Filemon bijvoorbeeld, een goede vriend en broeder uit Kolosse, komt die dankzegging ook naar voren:
“Ik dank mijn God, terwijl ik steeds in mijn gebeden aan u denk. Ik hoor namelijk over uw liefde tot en het geloof dat u in de Heere Jezus hebt, en over uw liefde voor alle heiligen. Moge uw gemeenschap in het geloof zich krachtig openbaren in de kennis van al het goede dat in u is met betrekking tot Christus Jezus, want wij beleven veel vreugde en troost aan uw liefde, omdat de heiligen innerlijk door u verkwikt zijn, broeder!” (vs. 4-7).
Danken
Vaak hebben wij zoveel te vragen. Hoeveel keren hebben we in onze gebeden al gezegd: "Heere, wilt U ...". God moet heel wat 'willen' van ons. En God wil ook veel, alleen, het moet wel allemaal passen in Zijn plannen. En daar zit 'm vaak de moeilijkheid voor ons. Wij hebben namelijk geen zicht op het werk dat God doet. Natuurlijk, de Heere heeft Zijn plannen neergelegd in Zijn Woord, maar dat wil nog niet zeggen, dat we dat allemaal precies onderscheiden. Er is veel verwarring en onenigheid over de uitleg van bepaalde Bijbelgedeelten of profetieën. Ons zicht wordt vaak belemmerd door allerlei oorzaken.
Als het gaat om de belevenissen van alledag wordt het nog moeilijker. Wat kunnen wij tobben en zoeken. Hoe moet je handelen in bepaalde situaties? Wat wil God van mij op dat moment? Welke weg moet ik inslaan? Vragen genoeg.
Toch mogen wij bij alle vragen en onzekerheden één ding zeker weten: het loopt God nooit uit de hand en Hij komt in en door alles heen tot Zijn verheven doel. Bovendien staat alles in het teken van de openbaring van Zijn heerlijkheid in de toekomst. Want daar gaat het volgens de Bijbel naar toe. En daarom mogen wij ook vooral danken. Dat we kinderen van God mogen zijn en geborgen zijn in Zijn machtige hand. Ondanks (en misschien ook wel dankzij) alles wat ons hier op aarde overkomt, mogen we weten dat God trouw is en al Zijn beloften vervult. Er is een tekst in de Bijbel die enerzijds heel simpel is en tegelijkertijd ontzettend moeilijk. Ik bedoel Romeinen 8:28, waar staat: "En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, voor hen namelijk die overeenkomstig Zijn voornemen geroepen zijn".
Heel simpel: we mogen het aan God overlaten. Hij heeft het goede met ons voor en zal dat uitwerken. Tegelijk zo moeilijk: hoe kan dit of dat in vredesnaam meewerken ten goede? We zien dat dikwijls niet zitten. Daarom mogen wij Hem danken, dat Hij het wel ziet zitten en bij machte is zelfs te doen wat ons verstand te boven gaat.
Liefde
Paulus moet in zijn dankzeggingen steeds weer denken aan Filemon, want hij heeft gehoord van zijn liefde, trouw en toewijding. Niet alleen toewijding aan de Heere Jezus, maar ook aan zijn medegelovigen. Het laatste is vaak het gevolg van het eerste. Wie wandelt in de liefde van God en er op uit is om Hem te dienen, die is een zegen voor de mensen om hem of haar heen. Zo werkt het nu eenmaal.
Als we over liefde spreken, denken we niet alleen aan 1 Korintiërs 13, want dat is tenslotte het ´hoofdstuk van de liefde', maar ook bijvoorbeeld aan Johannes, die wel de 'apostel der liefde' wordt genoemd. Hij spreekt in zijn brieven veel over de liefde. In 1 Johannes 4 bijvoorbeeld zegt hij tot tweemaal toe: "God is liefde". Daar komt elke vorm van liefde en liefhebben uit voort. Johannes schrijft, dat de Heere God heeft laten zien, dat Hij liefde is, door Zijn eniggeboren Zoon te geven als een verzoening voor onze zonden. God heeft daarin Zijn liefde geopenbaard en daar past eigenlijk slechts één reactie bij: wederliefde. Alleen, liefde kan zo moeilijk voortvloeien uit een opdracht. Liefde is niet rationeel. Het is een gevoel, dat diep van binnen zit; het laat zich niet verklaren. Daarom is het belangrijk om goed te overdenken hoe groot Gods liefde is en de rijkdom van Zijn genade. Als we daarvan onder de indruk komen, ontstaat er als vanzelf liefde tot God en Zijn Zoon. En dan pas kan die liefde ook doorvloeien naar medegelovigen, die immers ook tot de groep van verlosten behoren, leden van het ene Lichaam.
Ja, dan komt er ook liefde voor de mensen in deze wereld, die de Heere Jezus nodig hebben als Verlosser. Hij is immers de Heiland der wereld. God heeft de mensen lief en wil hen trekken met de koorden van Zijn liefde om hen tot zaligheid te brengen ... om in Zijn liefde te delen.
De liefde waarover Johannes uitvoerig spreekt, geeft ook ruimte om te leven. Er is in de liefde namelijk geen vrees, zelfs niet voor het oordeel, want alles, alles is voldaan! De 'dag des oordeels' is voor velen een angstaanjagende uitdrukking. Op zich is daar iets bij voor te stellen. We moeten ons niet vergissen in de ernst van het oordeel. De Bijbel spreekt daar op vele plaatsen over. Er komt een dag van toorn over deze wereld (Openb. 6:16 en 17) en er komt een oordeel voor de grote witte troon (Openb. 20:11).
En toch ... Johannes benadrukt dat gelovigen daar niet over hoeven in te zitten. Zij hoeven niet te vrezen. Vrees houdt verband met straf, zegt Johannes, en daar gaat het nu juist om. De Heere Jezus heeft de straf gedragen. Jesaja sprak reeds over de Knecht des HEEREN Die komen zou, en zegt: "De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem ..." (hfdst. 53:5) Wie echter, ondanks het Bijbelse getuigenis hieromtrent, toch bang is voor het komende oordeel, geeft er blijk van de liefde van God niet echt te kennen; die is niet 'volmaakt in de liefde'. Want wat is liefde? Liefde is de drang tot en het verlangen naar gemeenschap! Zoals twee geliefden naar elkaar kunnen verlangen. Daarin is geen ruimte voor vrees. Wel, als de Bijbel zegt dat God liefde is, dan is dat niet zomaar een mooie gedachte of zo, nee, dat is een realiteit. Hij verlangt ernaar gemeenschap te hebben met Zijn kinderen, hen te laten delen in alles wat Hij heeft bereid. Gods kinderen mogen genieten van de vertrouwelijke omgang met hun hemelse Vader. En dat heeft ook z'n uitwerking in hun liefde voor medegelovigen, want een kind van God staat niet alleen. Paulus zegt in Romeinen 5:5 dat de liefde van God in onze harten uitgestort is door de heilige Geest, zodat er altijd een bron is van waaruit we anderen lief kunnen hebben. De liefde die in de Heere Jezus openbaar werd, mag nu ook in en door de gelovigen worden uitgestraald, naar elkaar en naar de wereld, tot eer van de hemelse Vader.
Kennis
Kinderen van God hebben dus in de eerste plaats een relatie met God, die hun hemelse Vader is. Zij zijn te herkennen doordat zij Hem liefhebben en Hem gehoorzaam zijn. Niet dat zij daarin wel eens tekort schieten, maar hun hart is erop gericht hun Vader te dienen. Zij lezen en onderzoeken Zijn Woord, omdat zij beseffen, dat de Heere daarin tot hen spreekt. Dat onderwijs is belangrijk om de wil van God te leren kennen. Wie God liefheeft, heeft ook liefde voor Zijn Woord, de Bijbel!
Dat is ook waar Paulus voor bidt als hij denkt aan Filemon. Hij bidt: “Moge uw gemeenschap in het geloof zich krachtig openbaren in de kennis van al het goede dat in u is met betrekking tot Christus Jezus…” (vs. 6).
Kennelijk diende Filemon zijn medegelovigen vooral ook door hen te bemoedigen met het Woord.
De woorden 'grondig kennen' zijn afgeleid van het Griekse 'epignosis', o.a. vertaald met: rechte kennis, volledig inzicht.
In de Kolossenzenbrief komen we het woord een aantal keren tegen. In hoofdstuk 1:9 bidt Paulus, dat de gelovigen met de rechte kennis van Gods wil vervuld mogen worden in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Heere waardig te wandelen. De apostel maakt op vele plaatsen duidelijk, dat 'kennen' en 'dienen' hand in hand gaan. Wie de Heere waardig wil wandelen, moet ook weten wat God wil. Hoe kan hij zich anders aan die wil conformeren. Dit gaat veel verder dan menigeen denkt. Het gaat hierbij niet alleen om de wil van God in het algemeen, maar ook om Zijn wil in het licht van Zijn plan! De Kolossenzenbrief is onder andere ook een weerlegging van de gnostiek, zogenaamde kennis die voortvloeit uit de 'wijsheid' van een eigendunkelijke godsdienst (zie Kol. 2:16 e.v.). Dat wil zeggen dat mensen een praktische invulling geven aan hun vroomheid of geloofsbeleving, die gebaseerd is op voorschriften en leringen van mensen in plaats van op de geopenbaarde wil van God.
Daarom is het nodig om Gods plan te (leren) kennen. In de gevangenschapsbrieven spreekt Paulus over de 'bedeling der genade' (Efe. 3:2, Statenvertaling) en de 'bedeling van de verborgenheid' (Efe. 3:9, Statenvertaling; "gemeenschap" is letterlijk: verborgenheid). We moeten ons daarom afvragen wat dat betekent. Als er sprake is van een plan met eeuwen en bedelingen, wat betekent dat dan voor mij? In welke fase van Gods plan leef ik vandaag? In welke bedeling? En wat is Gods bedoeling in deze bedeling? Hoe kijkt God vandaag aan tegen de wereld, Israël en de volkeren? Wat is de plaats van de Gemeente, het Lichaam van Christus in Gods plan? Wat verwacht God van de leden van het Lichaam? Welk evangelie verkondigen wij nu? Welke voorwaarden (of niet) zijn daaraan verbonden? Wat zijn Gods voorschriften voor deze tijd? Enzovoort, enzovoort. Allemaal belangrijke vragen, waarop we een Bijbels antwoord moeten vinden om zodoende de wil van God voor deze tijd te leren verstaan. Het feit dat God in de Bijbel Zijn plan bekend maakt, dat in verschillende fasen wordt uitgevoerd, noodzaakt ons om het Woord met onderscheid te lezen. Dat is volstrekt logisch. Dat betekent dus, dat we bij het lezen van bepaalde gedeelten ons moeten afvragen wat de context daarvan is. Door wie is het geschreven? Aan wie is het geschreven? Over welke tijd gaat het? Kortom: wat is het doel van God met de Gemeente in deze tijd? Om daar achter te komen is het belangrijk om met name de brieven van Paulus te lezen, omdat hij daarvoor juist geroepen is en aangesteld door de opgestane en verhoogde Christus in de hemel!
Het onderwijs van Paulus is feitelijk het onderwijs van de verhoogde Christus ten behoeve van de Gemeente, die Zijn Lichaam is, onlosmakelijk verbonden met het Hoofd. Daarover werd niets gezegd in het Oude Testament, ook niet in de Evangeliën, het bleef geheim, totdat duidelijk was geworden dat Israël de Messias verworpen heeft. Dit is zonneklaar verwoord door Paulus in Handelingen 28:28!
Aan Paulus "een geroepen apostel van Christus Jezus" werd dit geheim geopenbaard en hij heeft het vervolgens in zijn geschriften (ook aan ons) bekendgemaakt.
De gezindheid van Filemon was voor Paulus tot een rijke zegen. Weliswaar op afstand, want Paulus zat in Rome en Filemon woonde in Kolosse, maar toch. De apostel ontving vreugde en troost door zijn liefdedienst.
Filemon was iemand, die het goede zocht voor zijn medegelovigen en hen ook wilde bemoedigen met het goede Woord! Het Woord van genade, van de onnaspeurlijke rijkdom van Christus, van heerlijkheid, etc. Daarmee heeft hij, zoals Paulus dat omschrijft, "het hart der heiligen verkwikt."
Dit mag ook voor ons het streven zijn. Laten wij ons buigen over Gods Woord, opdat we opwassen in de rechte kennis van God (Kol. 1:10). Als we dan de overweldigende rijkdom van Gods genade leren kennen en visie krijgen voor het geheim, dat de Heere door Paulus bekendmaakte, zullen we geestelijk groeien en sterk worden in het geloof.
Dan krijgen we ook visie voor de eenheid en verbondenheid die er is in het Lichaam van Christus. Dat betekent in de praktijk: let niet op de fouten en tekortkomingen van je medegelovigen, maar weet dat Christus (ook) in hen leeft. Wees er op uit om hun hart te verkwikken en wandel daarom in de liefde. Laat het goede, dat door Christus in ons is en ook naar Hem uitgaat (d.w.z.: tot Zijn verheerlijking is) tot zegen mogen zijn voor velen om ons heen en bovenal tot eer van God!
Dankbaarheid
Als deze dingen zo een plaats krijgen in ons leven, dan komt de dankbaarheid vanzelf boven drijven. En daaruit voortvloeiend ook de dankzegging. We leren gaandeweg dat er veel meer dingen zijn om voor te danken dan te vragen. Wie vraagt: ´Leid mij, Heer, o machtig Heiland, door dit leven aan Uw hand…’ (Opwekking 27), mag tegelijk danken, dat Hij dat ook doet. Dwars door alles heen komt God tot Zijn doel, ook in ons persoonlijk leven. Voor ons lang niet altijd duidelijk, maar het staat vast. Ons leven is met Christus verborgen in God en we zullen in de toekomst met Hem verschijnen in heerlijkheid (Kol. 3:3 en 4). Dat is Gods plan en zo zal het gebeuren. Daarom kunnen we Paulus slechts nazeggen: “Zoals u dan Christus Jezus, de Heere, hebt aangenomen, wandel in Hem, geworteld en opgebouwd in Hem, en bevestigd in het geloof, zoals u onderwezen bent; wees daarin overvloedig, met dankzegging” (Kol. 2:6 en 7).