Nu lijkt het woord 'regel' in te houden dat het gaat om iets dat opgelegd wordt aan de Schrift en / of aan gelovigen. Tenminste: daar denk je aan bij het horen van het woord regel. Zoiets als: 'Je moet je wel aan de regels houden ...'.
Nu is dit laatste zeker waar! Om het bijvoorbeeld als burger een beetje vol te houden, is het wel handig dat je je aan de regels van je land houdt. Dit is bij Bijbellezen niet anders. Om niet voor al te veel verwarring te zorgen, zijn er regels met betrekking tot hóe je de Bijbel leest.
Nu is het zo dat het 'letten op de dingen die verschillen' een regel is, die in beginsel door alle christenen gehanteerd wordt; vaak zonder dat zij zich daar bewust aan onderworpen hebben, laat staan over deze regel hebben nagedacht!
Hoe zit dat? Om een antwoord op deze vraag te krijgen, is het goed om eerst te omschrijven wat we precies bedoelen met de uitdrukking 'dingen die verschillen'. Deze term komt vanuit Filippenzen 1:10. In de context van dit vers schrijft Paulus (net zoals hij dat in het begin van de Efeze- en de Kolossenzenbrief doet) over zijn gebed voor de gelovigen, waarin hij God vraagt hen te vervullen met de 'rechte kennis' met als gevolg: "Opdat gij beproeft de dingen, die verschillen ..." (Statenvertaling).1
In de Herziene Statenvertaling staat: "... opdat u kunt onderscheiden wat wezenlijk is ..." en de N.B.G.-'51-vertaling zegt hier: "... om te onderscheiden waarop het aankomt". In het boek 'De brief aan de Filippenzen - vers voor vers'2 staat het (letterlijk) vertaald met: "... tot in uw beproeven (van) de verschillend zijnde dingen ...". Dat dit 'beproeven' belangrijk is, blijkt uit het vervolg in dit vers: "... opdat u zuiver en zonder aanstoot bent tot in de dag van Christus ...".
Zoals gezegd, blijkt elke gelovige in de praktijk in beginsel de regel, dat er dingen zijn die verschillen, te hanteren. Zo zal bijvoorbeeld geen enkele christen zondags een geitenbok meenemen naar de kerk om die daar te laten slachten als verzoening voor zijn zonden. Ook zullen we een lammetje niet bij een roofdier in een hok stoppen met de gedachte het er een tijdje later gezond en wel weer uit te halen.
Toch wordt er in de Bijbel over beide zaken gesproken. God had Zijn volk Israël opdracht gegeven om tijdens de Verzoendag en andere gelegenheden een geitenbok als zondoffer te slachten (Lev. 16:15; vgl. ook Lev. 4:3; 5:6; 8:14; 14:19, 22 en 31; Num. 29:5; etc.) of zie het wat er gezegd wordt over het vrederijk van de Messias (Jes. 11:6 en 7).
Volledige kennis
Wat deze dingen betreft, hoeft een christen eigenlijk niet echt na te denken. Want zonder daarover eerst de 'regels' te bestuderen, weet hij of zij als vanzelf dat het brengen van een zondoffer niet nodig is, vanwege het offer van de Heere Jezus Christus. En zo zijn er meer zaken, die in de Bijbel op verschillende wijzen voorkomen, waarvan je als gelovige toch 'weet' hoe je er mee moet omgaan.
De tekst uit Filippenzen 1 maakt duidelijk dat er een verband is tussen kennis en het letten op de dingen die verschillen. Wie tot geloof komt, ontvangt die kennis (hij leert namelijk Christus kennen als Heer) en op basis daarvan is hij in staat haast automatisch onderscheid te maken tussen allerlei Bijbelse waarheden. Tegelijk kun je natuurlijk niet zeggen, dat iemand die tot geloof komt meteen alles weet. Iemand die net tot geloof gekomen is, kan daarom ook niet meteen een volledig juist onderscheid maken tussen de dingen die verschillen (waaronder ook de dingen in de Bijbel die verschillen). Daarom bidt Paulus daar ook voor! Hij doet dit met name in de drie gemeentelijke brieven die hij in het tweede deel van zijn bediening 3schreef:
- "... als ik in mijn gebeden aan u denk, opdat de God van onze Heere Jezus Christus, de Vader van de heerlijkheid, u de Geest van wijsheid en openbaring geeft in het kennen van Hem ..." (Efe. 1:16 en 17);
- "En dit bid ik dat uw liefde nog steeds overvloediger wordt in kennis en alle fijngevoeligheid ..." (Fil. 1:9) en
- "Daarom houden ook wij niet op (...) voor u te bidden en te smeken dat u vervuld mag worden met de kennis van Zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk inzicht ..." (Kol. 1:9).
Lees vooral de context van deze teksten voor de gevolgen van het groeien in deze kennis! Het oorspronkelijke woord dat in deze teksten wordt weergegeven met "het kennen" en "kennis", is het Griekse epignosis; letterlijk zou je dit kunnen weergeven met 'boven-kennis' of 'op-kennis'; het heeft in ieder geval de betekenis van 'volledige kennis', waarbij we dan moeten denken aan een kennen dat voortkomt vanuit een leven in de gemeenschap met de Heer.
Opgroeien
De Bijbel vergelijkt de groei die je als gelovige doormaakt met de groei van een baby tot een volwassene. Je kunt een baby nog geen stevige maaltijd voorzetten. Hij heeft nog geen tanden om te kauwen en z'n maag zou het ook nog niet kunnen verdragen. Hij moet melk hebben.
Na een tijdje kan het kind wat 'vast voedsel' verdragen en als hij dan uiteindelijk volwassen is, eet hij in principe wat de pot schaft. Dit laatste is vaak pas na een lange weg van vele jaren bereikt; jaren waarin hij regelmatig van z'n ouders te horen kreeg, dat hij nu eindelijk z'n bord eens leeg moest eten. Of waarin zij tegen hem zeiden dat hij ook eens wat gezonds moest eten, in plaats van altijd weer die 'vette hap' ...
Het tot-geloof-komen omschrijft de Bijbel als wedergeboorte. En met de wedergeboorte begint het geestelijke leven. In het begin mag je je voeden met de 'gemakkelijke' dingen uit Gods Woord, waarna je steeds meer aan het vaste voedsel toekomt. Enkele teksten hierover:
- "... verlang vurig, als pasgeboren kinderen, naar de zuivere melk van het Woord, opdat u daardoor mag opgroeien ..." (1 Pet. 2:2);
- "Want hoewel u, gelet op de tijd, leraars zou moeten zijn, hebt u weer iemand nodig die u onderwijst in de grondbeginselen van de woorden van God. U bent geworden als mensen die melk nodig hebben en niet vast voedsel. Ieder immers die van melk leeft, is onervaren in het Woord van de gerechtigheid, want hij is een kind. Maar voor de volwassenen is er het vaste voedsel (...) om te onderscheiden tussen goed en kwaad" (Hebr. 6:12-14) en
- "... ik, broeders, kon tot u niet spreken als tot mensen die geestelijk zijn, maar als tot mensen die vleselijk zijn, als tot jonge kinderen in Christus. Ik heb u met melk gevoed en niet met voedsel, want u kon dat nog niet verdragen ..." (1 Kor. 3:1 en 2a).
Met onderscheid Bijbellezen
Naarmate we groeien in het geloof, gaat het beproeven of onderscheiden in de dingen die verschillen, steeds nauwkeuriger. Wanneer Paulus bidt voor de gelovigen en aan de Heer vraagt of zij meer van die 'rechte' of 'volledige kennis' mogen ontvangen, is dat een bede om groei! Die groei komt voort uit de omgang met Gods Woord; dát is immers het geestelijke voedsel, zoals we hiervoor al zagen. Zoals een gelovige die nog maar nauwelijks in de Bijbel gelezen heeft, toch al automatisch enig onderscheid maakt, zodat hij enigszins weet wat er wel of niet van hem verwacht wordt, zo zal bij iemand die groeit in de kennis van Gods Woord dat onderscheid zich steeds bewuster vormen.
Wanneer we als gelovigen - vergezeld van Paulus' bede om kennis - Gods Woord lezen, gaan we verschillen zien in de Bijbel. Die verschillen hebben te maken met het uitgangspunt dat heel de Bijbel wel voor ons bestemd is, maar niet altijd over ons gaat. En gáán we dat eenmaal zien, dan ontstaat er een boeiende ontdekkingstocht naar de rijke waarheden die de Heer voor de gelovige in deze tijd heeft weggelegd! In deze artikelenserie gaan we daarmee aan de slag. We zullen ontdekken dat de positie in Christus van de gelovige van nu zó bijzonder is, dat de Heer daar allerlei nieuwe begrippen en omschrijvingen voor heeft geopenbaard. Hij doet dit juist in dát deel van de Bijbel dat expliciet over de gelovige van nu gaat. Daarbij valt te denken aan hoop, positie, erfdeel, verzoening, roeping, opwekking, zegen, etc., etc. Om het bijzondere van deze dingen voor ons aan te geven, heeft de Heer daarvoor woorden gebruikt die Hij in de 1500 jaar daarvoor - de 1500 jaar waarin Hij Zijn Woord openbaarde - nog nooit eerder gebruikte. Dat zijn dingen die verschillen! Ze verschillen namelijk van wat Hij eerder openbaarde in andere fasen van Zijn plan, aan andere groepen van gelovigen.
Noten
- In de Statenvertaling staat voluit: "Opdat gij beproeft de dingen, die daarvan verschillen ...". Het is daarin echter cursief weergegeven, waarmee de vertalers aangaven dat het er in de grondtekst niet staat.
- Uitgegeven bij Everread Uitgevers (ISBN 978-90-6694-284-4).
- Paulus' bediening is in grote lijnen te verdelen in een eerste fase, die zich afspeelde tijdens de Handelingentijd (beschreven in Hand. 13-28), en een tweede fase die begon met ingang van Handelingen 28:28-31 en die voortduurde tot en met het moment van schrijven van de tweede brief aan Timotheüs (Paulus' laatste brief).