In sommige huizen tref je ze aan de muur, tegeltjes met bepaalde wijsheden er op vermeld. Treffende gezegden en pakkende teksten die ons aan het denken moeten zetten over de dingen van het leven. Bijvoorbeeld "zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens", bepaalt ons bij het feit dat het thuis toch echt wel het prettigst is. En "na regen komt zonneschijn", leert ons dat na slechte tijden ook weer goede tijden komen. En "begin de dag nooit met de scherven van gisteren", vertelt ons dat je een nieuwe dag niet moet beginnen met de ruzie van gisteren. Tegeltjes met dergelijke teksten zijn er om ons richting en wijsheid in het leven te geven.
Ook in het boek Prediker komen wij dergelijke wijsheden tegen. Prediker 10 en 11 staan er vol mee. Prediker geeft ons deze wijsheden om zodoende beter in het leven te kunnen staan dat zo kort, en soms ook zo lastig is. De strekking van deze wijsheden gaat trouwens wel wat verder dan de meeste die je op de tegeltjes aan de muur kunt van vinden. Prediker wil zijn toehoorders leren hoe zij beter naar Gods wil kunnen leven. De wijsheden in Prediker 10 en 11 lopen uiteindelijk over in de oproep om God in de jeugd te dienen. Dit gedeelte en het hele boek wordt uiteindelijk afgesloten met de volgende woorden: "Vrees God, en houd u aan Zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen. God zal namelijk elke daad in het gericht brengen, met alles wat verborgen is, hetzij goed, hetzij kwaad" (12:13-14).
Spreuken
De inhoud van Prediker 10 en 11 heeft overigens grote gelijkenis met de inhoud van een ander boek van Salomo, namelijk Spreuken. In dat Bijbelboek vinden wij een grote verzameling van vooral korte kernachtige wijsheden. De strekking van Spreuken is daarbij gelijk aan die van Prediker. In Prediker 11:9 zien wij dat Prediker zijn wijsheden met het oog op de jeugd schrijft: "Verblijd u jongeman, in uw jeugd (…) ga in de wegen van uw hart (…) maar weet dat God u over dit alles in het gericht zal brengen." Vervolgens lezen wij in Spreuken 1:1-4: "De spreuken van koning Salomo, de zoon van David, de koning van Israël, om bekend te worden met wijsheid en vermaning, om woorden vol inzicht te begrijpen, om vermaning die inzicht biedt, aan te nemen, gerechtigheid, recht en billijkheid, om aan onverstandigen schranderheid te geven, aan een jongeman kennis en bedachtzaamheid." Wat Salomo wil aantonen is dat een leven met de HEERE al vroeg begint en dat een leven zonder de HEERE snel voorbijgaat. Zo snel, dat het leven van de mens die voor dit laatste kiest , voorbij is voordat hij er erg in heeft.
Laten wij nu eens inhoudelijk naar een tweetal treffende spreuken uit Prediker 10 en 11 kijken om te zien wat deze ons te zeggen hebben:
"Werp uw brood uit over het water, want na vele dagen zult u het vinden. Verdeel het in zevenen of zelfs in achten, want u weet niet welk kwaad er over de aarde komen zal" (11:1-2)
Dit is een lastige tekst. Waarschijnlijk wordt met deze spreuk een metafoor gegeven voor belangeloos goed doen. Het brood, als beeld van het eigen bezit, wordt dan aan het water gegeven, dat een beeld is van de armen. Deze uitleg is een opvatting die ook al in de Oudheid aanhangers vond. Daarnaast strookt het met een Egyptische wijsheidstekst waaruit blijkt dat 'een goede daad' en 'in het water gooien' in het oude nabije Oosten verband met elkaar hielden. De gevolgtrekking in deze tekst dat men het brood na vele dagen zal vinden, lijkt er op te duiden dat het geven aan de armen je in positieve zin vergolden zal worden in Gods gericht. Het verdelen in zevenen of achten leert om ruimhartig te zijn. Daarbij bepaalt de opmerking "want u weet niet welk kwaad er over de aarde komen zal" ons bij het gegeven dat oppotten van rijkdom geen zin heeft, omdat er geen zekerheden in het leven zijn. Je kunt wat dat aan gaat beter investeren in je arme medemens dan in een onzekere toekomst.
Wanneer wij de uitleg van deze tekst volgen, dan sluit zij mooi aan op wat eerder in Prediker 10:19 geschreven staat: "Men richt maaltijden aan om te lachen, wijn verblijdt de levenden en het geld verantwoordt alles." Deze tekst verwoordt op cynische wijze de verkwisting van de rijken, die slechts aan zichzelf denken en hun geld over de balk gooien. Het andere uiterste, wat eveneens geen goed voorbeeld is, vinden wij in Prediker 11, vers 4: "Wie op de wind blijft letten, zal niet zaaien. Wie naar de wolken blijft kijken, zal niet oogsten." De rijke heeft altijd wel een excuus om zijn geld op te potten en voor zichzelf te houden, in plaats van zijn werk te doen, goed te zijn voor anderen en te genieten van het goede dat God geeft.
Vergelijk hiermee een tekst in Spreuken 19:17 die precies verwoordt waar het hier om gaat: "Wie zich ontfermt over de arme, leent uit aan de HEERE. Hij zal hem zijn weldaad vergelden."
Zoet
Laten wij naar de volgende tekst kijken:
"Het licht is aangenaam, en het doet de ogen goed de zon te zien. Ja, indien de mens vele jaren leeft, laat hij zich dan al die tijd verblijden, maar laat hij ook denken aan de dagen van duisternis, want die zullen er veel zijn. Al wat nog komt is een zucht" (11:7-8).
'Het licht is zoet', zo zouden wij hier beter kunnen vertalen. Ik denk dat wij dit allemaal wel herkennen als na een lange, donkere, koude winter de eerste voorjaarszon in onze ogen prikt. Het Hebreeuwse woord voor 'zoet' wordt ook gebruikt om de zoetigheid van honing aan te duiden, wat geneeskrachtig is en levenskracht geeft. Het zoete van het licht staat hier dan ook voor het leven. Onder normale omstandigheden wil ieder mens leven en ervaart hij het zien van het leven in zekere zin als zoet en aangenaam. Prediker voegt hier in het vervolg van vers 7 nog aan toe dat het de ogen goed doet de zon te zien. Ook dit duidt weer op het hebben van het leven. Zo staat in Prediker 6:5 dat een misgeboorte de zon niet heeft gezien, dat wil zeggen: hij heeft niet geleefd. En in Prediker 7:11 staat dat wijsheid een erfelijk bezit is en een voordeel voor hen die de zon zien, oftewel: zij die leven. Als Prediker het heeft over dat wat onder de zon is, heeft dit betrekking op dat wat het leven in deze schepping aangaat. Als je nog niet geboren bent, heb je hier geen deel aan, en ook als je gestorven bent, deel je hier niet meer in. Het goede van de schepping is voor hen die leven.
Tegenover het zoete van het leven en het goede van de zon, staan de dagen van duisternis, waarover in vers 8 gesproken wordt. Die dagen, zegt Prediker, zullen komen en het zullen er veel zijn. Vanuit die optiek zegt hij dan ook in het vervolg van zijn werk dat de jongeling zich in zijn jeugd moet verblijden (11:9) en juist die tijd van zoetheid en gemakkelijkheid moet uitbuiten om aan zijn Schepper te denken (12:1). Want er kunnen dagen komen dat dit niet meer lukt. Dagen waarvan de Prediker zegt: "Ik vind er geen vreugde in." In die dagen wordt de zon verduisterd, evenals het licht (12:2). Belangrijke taken en beslissingen neem je niet meer (op je) in de ouderdom. Dat gaat dan niet meer. Het leven gaat dan voorbij.
Zucht
Dit voorbij gaan van het leven wordt treffend verwoord met de laatste woorden van dit gedeelte van Prediker: "Al wat nog komt, is een zucht" (11:10). Het woord dat hier met 'zucht' vertaald wordt, vinden wij heel vaak terug in Prediker. Het wordt in de oudere Bijbelvertalingen met 'ijdelheid' vertaald, maar mag bijvoorbeeld ook met 'damp' vertaald worden. De betekenis van 'al wat nog komt is ijdelheid' kan op twee manieren opgevat worden. Het kan betrekking hebben op dat wat volgt in de dagen van duisternis. Maar het kan ook betrekking hebben op het hele bestaan in zijn algemeenheid. Hoe men het ook ziet, beide opvattingen zijn waar. Zowel het leven zelf als perioden daarbinnen gaan als een ademtocht voorbij. Dit zien wij trouwens ook verwoord in Prediker 11:10, waar staat: "De jeugd en jonge jaren zijn immers een zucht [of 'ijdelheid', red.]".
Zo sluit dit gedeelte van Prediker letterlijk met een zucht af, om in het gedeelte dat volgt nog eens wat dieper in te gaan op de ellende van de ouderdom. Daarin zegt Prediker dan bijvoorbeeld in vers 8: "IJdelheid der ijdelheden, zegt de Prediker, alles is ijdelheid!" (NBG-vertaling). Tsja, is dat nu dan ook de manier waarop wij dit artikel beëindigen?
Gelukkig strekt de Bijbelse wijsheid zich verder uit dan Prediker of alleen het Oude Testament. Laten wij nog even terug gaan naar het zoet waar wij het eerder in dit artikel over hadden. Het zoet staat in de Bijbel voor levenskracht. Over het zoet in de vorm van honing wordt in Spreuken 24:13-14 het volgende vermeld: "Eet honing, mijn zoon, want dat is goed, en honing is zoet voor je gehemelte. Evenzo is het kennen van wijsheid voor je ziel: als je haar vindt, dan is er toekomst, en wordt je hoop niet afgesneden." De honing wordt hier gelijkgesteld aan de wijsheid die toekomst biedt. Wie haar tot zich neemt heeft hoop. Maar op welke wijze biedt zij dan die hoop? Simson gaf ons vele eeuwen voor het schrijven van Spreuken en Prediker al het antwoord in zijn bekende raadsel toen hij zei: "Eten kwam uit de eter, en zoetigheid kwam uit de sterke." Wie anders is dit dan Jezus Christus uit Wiens sterkte wij mogen leven en in Wie wij hoop en toekomst mogen hebben. Dat is veel meer dan een tegeltjeswijsheid!